- Stand van zaken

20 februari 2014  -  Voortschrijdend inzicht: toch nu chemotherapie nemen?

Na mijn operatie was het advies van de AVL-werkgroep: geen chemo. Dat was ook mijn expliciete wens en hoop geweest; ik zou dan weer een tijd behandeling-vrij kunnen zijn, was mijn visie.
Maar denkend over mijn toekomst, over de samen met mijn arts te bepalen frequentie en wijze van vervolgcontroles (CA125, CT-scan), werd ik zeer onrustig van de gedachte dat er nu elders in mijn buik nog niet detecteerbare celdeling plaats vindt, die zich over een paar maanden plotseling en misschien wel fataal manifesteert... Dus waarom niet die cellen nu aangepakt en stil te leggen met chemotherapie? Natuurlijk weet ik wat de nadelen zijn, zowel van chemo, als van het nu nemen. Maar toch. Ik heb gebeld met de verpleegkundige oncologie die met mijn arts gaat overleggen. Ook heb ik aangegeven een andere internist hierover te willen spreken. Wordt vervolgd.


12 februari 2014  -  Studiecentrum PB is weer open

Niet dat ik al volledig bed-af ben of 100% hersteld, maar het gaat de goede kant op.
Dus dient de onvermijdelijke vraag zich aan: hoe te leven in de fase waarin ik nu verkeer? Hoe mijn leven in te vullen?
Voor mij is het vanzelfsprekend een deel van mijn tijd nog steeds als medisch student te besteden. Ik lees over zelfheling, nieuwe medicijnen, bestudeer clinical trials, kruiden, etc. Ik blijf op zoek naar levensverlengende mogelijkheden.
Vandaag ben ik te rade gegaan bij een chinese arts in Amsterdam, heb ik mij geregistreerd als belangstellende voor experimentele medicijnen op de website www.myTomorrows.com, gisteren heb ik een zeer verrassend gesprek gehad bij Wim Huppes in Hilversum, www.stichtingruigerus.com

- Kanker eerder ontdekt met nanovloeistof Radboudumc

Dankzij een nieuwe techniek kan kanker in een eerder stadium worden ontdekt

Met behulp van nanovloeistof kunnen uitzaaiingen vanaf twee millimeter groot in lymfeklieren zichtbaar worden gemaakt. In het prostaatcentrum van het Radboudumc in Nijmegen is voor het eerst een patiënt met deze techniek behandeld.

Het ziekenhuis bezit alle rechten van de vloeistof en kan twaalf patiënten per maand behandelen. Voor artsen van andere ziekenhuizen wordt een opleidingsprogramma opgesteld.
De nanovloeistof zorgt ervoor dat uitzaaiingen oplichten op een scan. Daardoor kunnen artsen kanker gerichter behandelen. Dit bespaart patiënten operaties en geeft ze betere genezingskansen, zegt onderzoeker en radioloog Jelle Barentsz op de site van het ziekenhuis.

Acht millimeter

Zonder de vloeistof wordt met mri-scans maar zeventig procent van de uitzaaiingen kleiner dan acht millimeter gevonden. Ze worden ook bij veertig procent van de patiënten bij kijkoperaties gemist. Daardoor lopen mensen langer rond met uitzaaiingen, zonder dat ze het zelf weten.
De nanovloeistof bestaat uit kleine ijzerdeeltjes, die door een arts in een ader van de arm worden gespoten. Na 24 uur komt de patiënt terug voor een mri-scan.

Andere kankersoorten

Aan het onderzoek deden patiënten met prostaatkanker mee. De methode werkt ook bij andere kankersoorten, zoals borstkanker. Voorlopig richt het ziekenhuis zich nog op patiënten met terugkerende prostaatkanker of een verhoogd risico op uitzaaiingen in de lymfeklieren.

- BCM Researcher Finds Disagreement between miRNA Tools Used to Predict Ovarian Cancer Survival

miRNA and ovarian cancer‘It’s all in the technique,” researchers are finding at Baylor College of Medicine in Houston, Texas. Dr. Matthew L. Anderson, assistant professor of obstetrics and gynecology at Baylor, led a study that used either Agilent microarrays or miRNA Next Generation Sequencing (miRNA-Seq) and data from the Cancer Genome Atlas (TCGA) on the same miRNA specimens from ovarian cancer patients and found two very different results. The microarrays identified 61 miRNAs associated with survival in 469 of the specimens, but miRNA-Seq found only 12. The overlap of the two methods was a single miRNA sequence associated with survival.

“The choice of tools in genomic profiling can make a difference in the answers at which you arrive,” said Dr. Anderson. The researchers conducting the study were careful to correct for potential issues inherent to signal detection algorithms, but corrections for false discovery and miRNA abundance made no difference in interpreting the results.
These findings might seem alarming. After all, “if you have a reliable tool for profiling, the picture should look the same or at least similar” when using the same samples, stated Dr. Anderson. “For microRNAs in ovarian cancer, it doesn’t.”  But this does not discredit gene sequencing shown to be successful in making predictions about cancer patients. Said Dr. Anderson, “This discrepancy appears to be something specific to microRNAs, as other data dealing with genes and other genetic material are more consistent.”
Dr. Zhandong Liu, another co-author and professor at Baylor and a member of the Jan and Dan Duncan Neurological Research Institute at Texas Children’s Hospital, hypothesized that the discrepancy occurs because miRNAs are short sequences, and tools (microarrays) that are designed to work on long sequences (DNA) are less accurate on short sequences. “The impact of this could be important,” said Liu. “MicroRNAs are believed to be key drivers for cancer. This could have an important impact on similar studies. For now, I would urge caution in interpreting the microRNA data.”
Funding for this work came from the Partnership for Baylor College of Medicine; the Collaborative Advances in Biomedical Computing Seed Funding Program at the Ken Kennedy Institute for Information Technology at Rice University supported by the John and Ann Doerr Fund for Computational Biomedicine and through the Center for Computational and Integrative Biomedical Research Seed Funding Program at Baylor College of Medicine; the National Science Foundation (Grant DMS-1209017 and DMS-1263932) and the Houston Bioinformatics Endowment.