AMSTERDAM - Een leven lang theedrinken kan het risico op eierstokkanker op hogere leeftijd beduidend verminderen.
Foto: Thinkstock
Dit is de uitkomst van een Australisch onderzoek dat in het wetenschappelijke tijdschrift Cancer Epidemiology is gepubliceerd.
In het twee jaar durende onderzoek werden 1000 Chinese vrouwen onderzocht met een gemiddelde leeftijd van 59 jaar. De helft van hen had eierstokkanker, de andere helft niet.
De vrouwen kregen vragen over hun theegebruik, zoals hoe vaak ze thee dronken, wat voor thee ze gebruikten en op welke leeftijd ze begonnen waren met theedrinken.
Jonge leeftijd
De onderzoekers ontdekten dat de vrouwen zonder kanker vaker jong begonnen waren met theedrinken dan de vrouwen met de ziekte.
Ook consumeerden de gezonde vrouwen meer thee per dag dan de vrouwen met eierstokkanker. In de groep zonder kanker dronk 79 procent van de vrouwen thee, terwijl dit cijfer in de groep met kankerdiagnoses maar op 51 procent lag.
In thee zitten flavonoïden, die een beschermende werking hebben tegen veel ziekten. Flavonoïden werken als anti-oxidanten en zijn ontstekingsremmend. Ook gaan ze de ongewenste groei van lichaamscellen tegen. Vooral zwarte thee is rijk aan flavonoïden.
8 november:Het middel Caelyx, ook effectief bij eierstokkanker blijkt eindelijk weer beschikbaar te zijn (zie separaat bericht hierover). Te laat voor Roeli ()en waarschijnlijk vele anderen met haar).
4 november:
Wederom naar een superinspirerend en zeer informatief seminar geweest van David Wolfe, raw foodspecialist. Kan ik veel van toepassen in mijn dagelijks dieet!Overigens ben ik er 100% van overtuigd dat mijn supplementen en nieuwe lijfstijl (incl raw food) enorm bijdragen aan mijn goede gezondheid en conditie...
23 oktober:
AVL, driemaandelijkse controle: G O E D !
17 oktober
Het blog gelezen van Marianne, die voor het eerst in 2000 eierstokkanker kreeg en schoon bleef tot 2009. Nu in 2012 is haar tumormarker weliswaar gestegen, heeft zij ook buikpijn, is een lymfeklier verwijderd, maar leeft zij nog steeds! Na 12 jaar... Haar blogadres is http://marianneke2012.blogspot.nl/
Ook gekeken naar Kankerzooi, de prachtige documentaire-serie over Francis van Straaten die in 2009 op 44-jarige leeftijd te horen kreeg dat zij op korte termijn zou overlijden aan haar eierstokkanker
Sinds een kleine week ben ik weer erg met mijn komende bloedcontrole bezig. Ik neem mij voor bij een goede uitslag nog beter op mijn eten te letten! Maar het gaat erg goed met mij, ik ben blij, heb bergen energie (tot 21.00 uur), mijn conditie gaat goed vooruit... tijd om weer aan reizen en werken te denken. Wordt vervolgd...
16 september - 17.00 uur - Optreden met mijn koor tijdens de Oncofonie, de symfonie van het leven, in Carre Amsterdam
Grandioos evenement met de 360 koorleden van de Zingen voor je Leven koren, Liesbeth List, Sylvana Simons, Ben Cramer, het Noordpool Orkest en vele vele anderen. Sinds vorig jaar juni ben ik actief lid in het koor in Almere en ik heb hier veel troost en vriendschap gevonden ... Voor meer info zie www.oncofonie.nl/home en http://zvjl-almere.blogspot.nl/
30 augustus:
Voor Roeli Zandbergen-Droogsma, mijn lieve lotgenote, vandaag op 59-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van eierstokkanker...
13 augustus - 13.00 uur- Gesprek met arbeidsdeskundige en psycholoog
Het gesprek verliep naar verwachting; vanaf oktober word ik voor 40% arbeidsgeschikt geacht, volgens staffel oplopend. In november/december eindgesprek met arbeidsdeskundige. In de tussentijd zal ik druk bezig zijn mijn nieuwe business op te zetten. Zie daar naar uit want voel me goed en ben blij met elke dag, geniet zeer van buitengebeuren en gun mezelf heel veel leuke dingen...
26 juli - 11.30 uur - AVL: Uitslag CT-scan en bloedonderzoek tumormarkers GOED!
25 juli:
AVL - bloedafgifte
19 juli - 11.50 uur: AVL: CT-scan Nee, het went niet. Je aderen die warm worden, de hartkloppingen, het gevoel van machteloosheid in de scanner, wetend dat nu al te zien is wat ik niet te horen krijg... De radiologie-assistente zei op casual toon: "Nou, het beste ermee hoor!" en dan sta je weer in het kleedhokje, als numero zoveel van wie een scan is gemaakt. R. was godzijgeprezen weer meegegaan en zorgde voor de nodige afleiding achteraf. En nu: een hele week in spanning afwachten. 50% kans, niets zinnigs over te zeggen. Momenteel lees ik een boek over zielen en meerdere levens en lijkt het alsof mijn doodsangst iets minder wordt. Al moet ik er niet aan denken dat ik volgende week mijn doodvonnis kan krijgen. Ik vind mijn leven veel te mooi om er nu al afscheid van te moeten nemen! 3 juli:
Eerste fietstocht in mijn eentje door natuurgebied sinds ...
12 juni:
20 jaar getrouwd! Ja, met een uitroepteken.
9 juni:
Een jaartje ouder geworden, dat had ik een jaar geleden niet durven hopen. Van R. kreeg ik een fotoboek met portretten van mij die hij het afgelopen jaar had gemaakt, een ode en ontroerende liefdesverklaring. Knusse viering in kleine familiekring.
7 juni:
Terug van vakantie. Life goes on...
26 mei:
Things have changed... soms zo moeilijk om te accepteren; het verdriet om het verlies van de zorgeloosheid en de angst mijn leven op korte termijn te kunnen verliezen blijft groot. Los van de beperkingen die ik heb, fysiek en mentaal. Na het David Wolfe weekend dacht ik mijn levenslust weer volledig terug te hebben, maar het gaat sterk op en neer. Mijn belangstelling is veranderd, het liefst ben ik rustig in de natuur, met zo min mogelijk externe impulsen, met zo min mogelijk verkeer en lawaai. Van de week zaten we op een terrasje, met gezellig gepraat om ons heen, vrolijke muziek, zonnetje. Ik maakte er alleen geen deel van uit, ik voelde me displaced. Wat een verschil met vroeger!
Over twee weken moet ik de acties voor het Creative Life Plan, het huiswerk voor het traject van de psycholoog afhebben. Het schiet niet op, want ik weet het niet, nou ja, in die zin, mijn behoefte aan rust is heel groot. Juist niets doen, althans niet wat van tevoren is bedacht.
Nu schijnt de zon, de vogeltjes kwetteren, we zien het wel. Loslaten is het parool.
30 oktober 2012 - Caelyx injectievloeistof weer beschikbaar
De levering van gepegyleerd liposomaal doxorubicine (Caelyx) 20 mg (2mg/ml) injectieflacons zal worden hervat. Als gevolg van productieproblemen bij Ben Venue was gepegyleerd liposomaal doxorubicine in de afgelopen periode slechts beperkt leverbaar. De CHMP heeft deze maand een wijziging in het registratiedossier goedgekeurd, waarbij het steriel filtreren, afvullen en verpakken zal plaatsvinden in een andere fabriek waardoor het product vanaf deze week weer beschikbaar komt. Het opbouwen van voldoende voorraad kan echter enkele maanden in beslag nemen en naar schatting zal halverwege 2013 een stabiele voorraad beschikbaar zijn.
Dit schrijft de firma Janssen-Cilag B.V. in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar ziekenhuisapothekers, oncologen, hematologen en internisten met als specialisatie oncologie.
Totdat de levering van gepegyleerd liposomaal doxorubricine volledig op peil is, is het advies aan de beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg om voorrang te geven aan die patiënten die momenteel met het middel worden behandeld en aan degenen voor wie geen adequate alternatieve behandeling voorhanden is. Om de herintroductie logistiek goed te laten verlopen introduceert de firma als tijdelijke maatregel een zogenaamd Caelyx Managed Access-systeem. Dit systeem zorgt er ook voor dat iedere patiënt die een behandeling met Caelyx start, deze behandeling volledig kan afmaken.
Gepegyleerd liposomaal doxorubicine wordt gebruikt bij de behandeling van verschillende typen kanker.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een ‘Direct Healthcare Professional Communication’ op de hoogte gebracht. Klik hier voor een overzicht van DHPC’s.
mei 2007, Ans de Baaij- van de Ven - HNPCC: ook een relatie met eierstokkanker
HNPCC: ook een relatie met eierstokkanker
Ik zal beginnen met mezelf voor te stellen: mijn naam is Ans de Baaij- van de Ven, en ben 53 jaar oud. Ik ben gehuwd en heb 3 dochters. Sinds de oprichting van de HNPCC vereniging ben ik lid en omdat ik tevens ervaringsdeskundige ben, heb ik mij aangemeld voor het lotgenotencontact.Wat betekent HNPCC in mijn leven?
Kanker heeft altijd een grote plaats ingenomen in onze familie. Dat deze aandoening van kanker HNPCC genoemd wordt, weten wij pas ca. 10 jaar.
Mijn moeder, negen van haar broers en zussen, mijn oma en mijn broer zijn op jonge leeftijd (tussen 32 en 54 jaar) aan deze ziekte gestorven. Natuurlijk onnodig om te zeggen dat dit in onze familie diepe sporen heeft achter gelaten. Iedereen kan zich een voorstelling maken van het leed, dat onze familie in het algemeen en in die gezinnen in het bijzonder heeft getroffen. Deze ziekte is als het ware onlosmakelijk met onze familiegeschiedenis verweven.
Mijn oma werd ziek in een tijd waarin niets of nauwelijks iets bekend was over deze aandoening. De medische wetenschap was op dat moment nog onvoldoende ontwikkeld om behandeling mogelijk te maken. In de periode dat mijn moeder en haar broers en zussen kanker kregen, betekende deze ziekte nog altijd een doodvonnis. In die tijd kon voor het eerst een diagnose gesteld worden en met veel geluk, kon een operatie je leven nog gedurende enkele jaren rekken. Uiteindelijk was de patiënt gedoemd om te verliezen.
Mijn oudere broer is ziek geworden op relatief erg jonge leeftijd (19 jaar), hij is verschillende keren uitgebreid geopereerd en werd uiteindelijk 35 jaren oud. In de derde generatie was hij de eerste persoon die eveneens met deze vorm van kanker te maken kreeg. Meerdere neven en nichten hebben deze ziekte later eveneens ontwikkeld en veelal met fatale afloop. Sinds het overlijden van mijn broer worden mijn broers en zussen - voorzover ze dit zelf willen - regelmatig onderzocht.
Jaren heb ik rond gelopen met de vraag òf en zo ja hoe ik voor mijzelf en onze familie verder zou kunnen komen met dit probleem.
Was hulp of een oplossing mogelijk? Via mijn huisarts kwam ik in contact met het Radboud-ziekenhuis in Nijmegen. Samen met mijn arts heb ik een bijeenkomst georganiseerd voor onze voltallige familie waarin hij op voor iedereen duidelijke wijze heeft uiteen kunnen zetten, dat erfelijke factoren bij deze ziekte een hoofdrol vervullen.
Hij heeft ons ervan overtuigd, dat een regelmatige controle van de dikke darm de enige optie is om deze ziekte in een tijdig stadium te kunnen herkennen en behandelen. Ook legde hij aan onze familie uit, dat het vaststellen van de genetische afwijking binnen relatief korte tijd tot de mogelijkheden zou gaan horen. Een belangrijke stap vooruit dus! Met deze wetenschap brak voor onze familie een enigszins rustige tijd aan; de boodschap was duidelijk, laat je op tijd screenen en voor onze generatie hoeft kanker niet dodelijk te zijn.
Eierstokkanker: ook een relatie met HNPCC
In 1998 werd bij mijzelf echter volkomen onverwacht eierstokkanker geconstateerd. Een relatie met HNPCC werd niet waarschijnlijk geacht, eigenlijk in eerste instantie zelfs uitgesloten. Ik werd op de gebruikelijke manier geopereerd en nabehandeld met chemotherapie. Nauwelijks twee maanden later stak de ziekte opnieuw de kop op. Ik werd doorverwezen naar het AZM in Maastricht en kreeg een tweedelijns chemo voorgeschreven. Ook deze therapie sloeg niet aan en een tweede en derde operatie volgden elkaar in snel tempo op. Mijn behandelende artsen besloten tot de toepassing van een vorm van radiotherapie, waarbij een groot gedeelte van mijn romp werd bestraald. Deze therapie bleek voor mij te werken. Ik ben nu 8 jaar verder en ik voel me goed.
Tijdens mijn behandeling in Maastricht opperden mijn artsen dat wel degelijk een relatie met HNPCC zou kunnen bestaan. Bij later bloedonderzoek is deze afwijking bij mij definitief vastgesteld. Bij een klein percentage van vrouwelijke HNPCC patiënten komt de ziekte niet in de dikke darm, maar in de eierstokken tot uiting. Dat was ook in mijn geval aan de orde.
Conclusie: voorzichtig met chemotherapie bij HNPCC gerelateerde eierstokkanker Maar mijn artsen onderzochten nog meer. Zij hadden het sterke vermoeden, dat de chemotherapie, welke ik eerder tijdens mijn ziekte had gekregen, niet of wellicht zelfs averechts gewerkt zou kunnen hebben. Dit laatste is tijdens het verdere onderzoek niet gebleken, maar de conclusie was heel duidelijk: Dokters moeten bij de behandeling van HNPCC patiënten, die door eierstokkanker worden getroffen, heel terughoudend zijn met het voorschrijven van de gebruikelijke behandelingen met chemotherapie bij deze kankersoort.
Ik heb het voorlopig overleefd en kijk weer de toekomst in. Ik hoop voor mijn familieleden en natuurlijk vanzelfsprekend voor mijn drie dochters dat diagnosestelling en behandelmethoden in de toekomst nog verder zullen verbeteren, zodat deze ziekte in onze familie niet nog meer slachtoffers zal eisen.
Prachtige, prachtige documentaire over de 44-jarige Francis van Straaten die augustus 2009 te horen krijgt dat zij op korte termijn zal overlijden aan haar eierstokkanker
Vrijdag 2 en zaterdag 3 november 2012 | Theaterhotel Almelo
Het gevecht tegen kanker wettigt elk middel dat aantoonbaar succesvol is. Al jarenlang blijkt een ziekenhuis in Calcutta (India) veel te kunnen betekenen voor kankerpatiënten. Het meinummer van Medisch dossier besteedt uitgebreid aandacht aan de verbluffende resultaten die de behandelende artsen Prasanta en Pratip Banerji daar bereiken met een aangepaste vorm van homeopathie: de Banerji protocols (lees hier het volledige artikel).
De Stichting Hahnemann Homeopathie heeft beide artsen bereid gevonden naar Nederland te komen. Zij verzorgen op 2 en 3 november 2012 een uniek symposium. Thema: ‘De Banerji protocols in de behandeling van kanker en de kankerpatiënt’. Vanwege het internationale karakter van dit symposium wordt het simultaan vertaald en is er een tolk aanwezig om vragen en opmerkingen te vertalen.
Verschillende homeopathische middelen zijn even effectief als chemotherapie
Wetenschappelijk
In de Verenigde Staten heeft een door de overheid gefinancierd wetenschappelijk klinisch onderzoek aangetoond, dat verschillende homeopathische middelen even effectief zijn als chemotherapie. Aan de andere kant van de wereld, in Calcutta, bevestigt de praktijk deze uitkomst. Bovengenoemde artsen hebben daar de afgelopen decennia honderdduizenden mensen van kanker genezen door de inzet van alleen homeopathie. Uit Medisch dossier: ‘Hieruit valt af te leiden dat homeopathische geneesmiddelen op zichzelf 40 procent van alle kankerprocessen genezen of in ieder geval stabiliseren: een succespercentage dat overeenkomt met de beste resultaten van de conventionele behandeling, maar dan zonder de slopende neveneffecten van chemotherapie en bestraling.’
De uitkomsten liegen niet
Een conclusie die velen heeft verrast. Waar veel vooral westerse geneeskundigen de homeopathie in de ban willen doen, tonen Amerikaanse èn Indiase geneeskundigen aan dat homeopathie een effectief wapen is tegen kanker. De uitkomsten liegen niet. Laat u uitvoerig informeren tijdens het symposium. Aan de orde komen: de filosofie achter de Banerji protocols, de toepassing van de Banerji protocols in de praktijk, de casuïstiek van de kankerpatiënt, de fijnafstemming in de materia medica en de vragen hoe te behandelen, met welke potenties en waarom. Meer weten? Meld u aan!
Homeopathische geneesmiddelen, voorgeschreven volgens de Banerji’s protocollen, genezen of stabiliseren 40 procent van alle kankerprocessen.
ODE | Medisch Dossier, mei 2012 over de Banerji protocols:
Homeopathie en de strijd tegen kanker
Het werk van de Banerji Foundation trok in 1995 voor het eerst de aandacht in het Westen, toen dr. Prasanta Banerji en zijn zoon, dr. Pratip Banerji, op de vijfde International Conference of Anticancer Research eenstudie presenteerden naar zestien gevallen van hersentumor die in regressie waren gegaan bij gebruik van alleen homeopathische middelen. Sinds 1992 hadden zij in hun instituut kankerpatiënten daarmee behandeld en inmiddels rond 120 patiënten per dag.
Patiëntennetwerk Olijf en het UMC St Radboud roepen 26 september uit tot Dag van de Eierstokkanker. Dit gebeurt in Nijmegen tijdens een wetenschappelijk symposium. Initiatiefnemer prof.dr. Leon Massuger, hoogleraar gynaecologische kanker van het Radboud: ‘Samen met het patiëntennetwerk en de collega’s in het land willen we 26 september elk jaar opnieuw aangrijpen om aandacht te vragen voor deze zeer agressieve kanker.’
Deze week zijn er bij het UMC St Radboud in Nijmegen drie evenementen op het gebied van eierstokkanker: een symposium en twee promoties. De Stichting Olijf, een patiëntennetwerk op het gebied van gynaecologische kanker en gynaecoloog prof.dr. Leon Massuger hebben deze wetenschappelijke evenementen aangegrepen om de Dag van de Eierstokkanker in het leven te roepen. Het initiatief wordt ondersteund door collega-specialisten in het land. Jaarlijks zal er op 26 september aandacht gevraagd worden voor de twaalfhonderd vrouwen die in Nederland elk jaar eierstokkanker krijgen en de duizend vrouwen, die eraan overlijden.
Op het moment van ontdekking is eierstokkanker vaak al verspreid door de hele buikholte. De tumoren kunnen dan niet meer volledig verwijderd worden. De gemiddelde overlevingsduur bij eierstokkanker is slechts drie jaar. Het goede nieuws is, dat veranderingen in de behandeling en een betere samenwerking tussen gynaecologen en andere specialisten de overlevingskans van patiëntes met eierstokkanker verbeterd hebben.
Massuger ‘We willen met de Dag van de Eierstokkanker bereiken dat er meer aandacht komt voor de impact die deze kanker op patiëntes en hun naasten heeft. Hopelijk komt er op deze manier ook meer geld beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek naar de achtergronden van de ziekte en voor het verbeteren van de behandeling en de zorg.’
Afweer
Tijdens een wetenschappelijk symposium op 26 september in Nijmegen staat de afweer tegen eierstokkanker centraal. Hoe kan dit carcinoom ontsnappen aan ons natuurlijke afweersysteem? Kan het afweersysteem zo geprikkeld worden, dat de groei van de tumoren wordt beteugeld? Dit is ook het onderwerp van het proefschrift waarop Refika Yigit deze week promoveerde. Daarnaast worden op het symposium nieuwe ontwikkelingen in diagnostiek en behandeling en verbeteringen in de zorg op internationaal niveau besproken.
Onderzoekers van het UMCG en het NKI hebben samen € 530.000 subsidie van het KWF ontvangen voor hun onderzoek naar de behandeling van specifieke vormen van eierstokkanker. Tot op heden worden alle vormen van eierstokkanker hetzelfde behandeld. Voor sommige varianten is die behandeling matig effectief, maar bij bijvoorbeeld heldercellige eierstokkanker slaat de behandeling meestal slecht aan. De onderzoekers gaan bekijken hoe ze de behandeling voor deze specifieke vorm van eierstokkanker kunnen verbeteren.
Heldercellige eierstokkanker is een relatief weinig voorkomende vorm van eierstokkanker. In Nederland krijgen zo’n 1100 vrouwen per jaar de diagnose eierstokkanker, waarvan ongeveer 10% de heldercellige vorm. Patienten met eierstokkanker worden bijna allemaal op vrijwel dezelfde manier en met dezelfde geneesmiddelen behandeld. Ze ondergaan een operatie en krijgen vervolgens chemotherapie. De effectiviteit van die behandeling in het algemeen is helaas matig en voor patiënten met de heldercellige variant slecht. Daarom is er grote behoefte aan een effectievere behandeling. Tumorweefsel
Ongeveer 1100 vrouwen krijgen jaarlijks de diagnose eierstokkanker. Ongeveer 10% hiervan betreft de heldercellige variant. Met behulp van een internationaal netwerk zijn de onderzoekers van het UMCG en NKI in staat geweest om tumorweefsel van meer dan 200 vrouwen met heldercellige eierstokkanker te verzamelen. Deze weefsels worden gebruikt om de meest voorkomende genetische mutaties in bepaalde eiwitten te bepalen. Daarnaast gaan de onderzoekers na of de kanker voor groei en overleving sterk afhankelijk is van zo’n gemuteerd eiwit. De eiwitten waarbij dit het geval is, zijn goede aangrijpingspunten voor nieuwe geneesmiddelen.
De onderzoekers streven naar de ontwikkeling van behandelmethoden en geneesmiddelen die eierstokkanker beter bestrijden. Van de vrouwen waarbij alle tumoren en uitzaaiingen konden worden verwijderd, is na 5 jaar nog zo’n 65% in leven. Voor vrouwen bij wie de eierstokkanker in een later stadium wordt ontdekt, is de prognose nog ongunstiger: na 5 jaar is 35% van de patiënten nog in leven. Meer informatie
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de persvoorlichters van het UMCG, bereikbaar op telefoonnummer (050) 361 22 00. Persberichten van het UMCG zijn ook te raadplegen op www.umcg.nl. U kunt zich ook abonneren op de digitale nieuwsdienst van het UMCG. Kijk voor meer informatie onder 'nieuws' op www.umcg.nl. Meer weten over het wetenschappelijk onderzoek van het UMCG? Kijk dan op www.kennisinzicht.umcg.nl. Volg het UMCG ook via Twitter: @umcg
Het aantal kankerpatiënten in UZ Leuven neemt niet af: het voorbije jaar zag het ziekenhuis er 5.000. Maar de nieuwe gepersonaliseerde manier van kankerbehandeling zorgt voor minder nevenwerkingen. “De evolutie naar moleculaire therapie zet zich door bij alle vormen van kanker”, vertelt prof. dr. Ignace Vergote.
Belangrijkste vooruitgang van de laatste jaren
Professor Vergote is gynaecologisch oncoloog en voorzitter van het Leuvens kankerinstituuut. Hij beschouwt de moleculaire therapie als de belangrijkste vooruitgang van de laatste jaren. Moleculaire therapie is een alternatief voor chemotherapie. “Bij chemo bestrijd je tumoren door de celdeling te stoppen”, aldus professor Vergote. “Maar daarmee vernietig je ook de goede cellen, zoals de rode en witte bloedcellen. Met alle vervelende neveneffecten van dien, zoals misselijkheid, haarverlies of infectiegevaar.”
Gepersonaliseerd geneesmiddel
Moleculaire therapie daarentegen begint met het bestuderen van de tumor van een patiënt. “Onderzoekers bekijken welke genetische verandering die tumor ondergaan heeft: welke factoren zorgden ervoor dat de tumor kon ontstaan? Welke producten scheidt deze tumor af? Waardoor krijgt het gezwel meer bloedtoevoer of energie of waardoor ontsnapt het aan het normale afweersysteem van het lichaam? Op basis van dat onderzoek ontwikkelt men dan een gepersonaliseerd geneesmiddel, dat de tumor moet afremmen.”
Werkt zoals lasergerichte bom
“Ik vergelijk chemo wel eens met een atoombom”, zegt professor Vergote. “Die maakt alles kapot. Moleculaire therapie is dan een lasergerichte bom die enkel schiet op dat ene bepaalde doel. Het is een individuele manier van behandelen, waarbij de medicatie anders is bij elke tumor en patiënt.” Borstkanker was een van de eerste kankers waarbij de moleculaire therapie werd toegepast. Ondertussen wordt de behandeling voor zowat alle vormen van kanker gebruikt.
Toekomst enkel moleculaire therapie
Professor Vergote verwacht dat de tendens zich de komende jaren nog zal veralgemenen. “Voorlopig is een kankerbehandeling meestal een combinatie van chemo en moleculaire therapie. Maar ik verwacht dat we in de toekomst patiënten vaak enkel met moleculaire therapie zullen behandelen. Voorlopig gaat het stapje voor stapje, maar er wordt massaal veel onderzoek gedaan naar deze nieuwe ontwikkelingen.”
Professor Ignace Vergote is diensthoofd Gynaecologie-Verloskunde van de Universitaire Ziekenhuizen Leuven. Hij is gespecialiseerd in de chirurgische en medicamenteuze (chemotherapeutische) behandeling van eierstok-, baarmoeder- en baarmoederhalskanker. Hij heeft een ruime ervaring en expertise op het vlak van nieuwe studiemedicaties bij de behandeling van gynaecologische tumoren. Verder is hij ook bekend voor de uitgebreide chirurgische behandeling van eierstokkanker en robot-geassisteerde behandeling van baarmoeder en baarmoederhalskanker.
Gedeeltelijk geconventioneerd
De arts is op bepaalde uren niet geconventioneerd en mag op die momenten ereloonsupplementen aanrekenen op ambulante honoraria (raadplegingen, technische verstrekkingen). De uren dat de arts buiten conventie werkt, staan in onderstaande tabel. Bij dagopname en opname mag de arts ereloonsupplementen aanrekenen wanneer de patiënt kiest voor een éénpersoonskamer.
25 okt - 11.30 uur - AVL, dr van Driel ivm nacontrole en bloedonderzoek
23 okt - AVL, bloedafgifte
26 juli - 11.30 uur / 27 juli (tel.) - AVL, dr Van Driel ivm uitslag CT-scan en uitslagen tumormarkers CA-125, CA-15-5, CEA: GOED!
19 juli - 11.50 uur - AVL CT-scan
24 april - 13.30 uur - AVL, nurse practitioner AL voor bloedonderzoek en inwendige controle Uitslag: GOED!
19 maart 2012:
Uitslag bloedonderzoek via huisarts: GOED!
27 januari 2012 - 12.15 uur: AVL, afspraak met dr. Willemien van Driel ivm uitslag CT-scan en tumormarker CA-125
Uitslag: GOED!
Ever since chemotherapy was introduced into the practice of western medicine, doctors and oncologists have been trying to answer this nagging question: Why does chemotherapy seem to work at first, but then cancer tumors cells grow back even more aggressively while the body becomes resistant to chemotherapy?
This protein, dubbed "WNT16B," is taken up by nearby cancer cells, causing them to "grow, invade, and importantly, resist subsequent therapy," said Peter Nelson of the Fred Hutchinson Cancer Research Center in Seattle. He's the co-author of the study that documented this phenomenon, published in Nature Medicine.
This protein, it turns out, explains why cancer tumors grow more aggressively following chemotherapy treatments. In essence, chemotherapy turns healthy cells into WNT16B factories which churn out this "activator" chemical that accelerates cancer tumor growth.
The findings of the study were confirmed with prostate cancer, breast cancer and ovarian cancer tumors. This discovery that chemotherapy backfires by accelerating cancer tumor growth is being characterized as "completely unexpected" by scientists.
The chemotherapy fraud exposed
As NaturalNews has explained over the last decade, chemotherapy is medical fraud. Rather than boosting the immune response of patients, it harms the immune system, causing tumors to grow back. This latest researching further confirms what we've known for years in the holistic health community: That chemotherapy is, flatly stated, poison. It's not "treatment," it's not medicine, and it's not prevention or a cure. It's poison with virtually no medicinal value except in perhaps one to two percent of cancer cases.
The No. 1 side effect of chemotherapy is, by the way, cancer. Cancer centers should technically be renamed "poison centers" because they are in the business of poisoning patients with a toxic cocktail of chemicals that modern science reveals to be a cancer tumor growth accelerant!
Research published July 16th in the Journal of Clinical Oncology shows that greater social attachment was associated with a lower likelihood of death for ovarian cancer patients.
A group of researchers, including senior author and OCRF grantee Anil Sood, MD examined how social support related to long term survival. Two types of social support were considered: social attachment, a type of emotional support reflecting connections with others, and instrumental social support, which reflects the availability of tangible assistance.
The analysis of 168 ovarian cancer patients, who were followed from surgery until the time of death, showed that greater social attachment was associated with a lower likelihood of death. 59% of patients with high social attachment were still alive after 4.70 years. By contrast, the median survival time for patients with low social attachment categorized was 3.35 years.
No significant association was found between instrumental social support and survival.
The authors conclude that “Social attachment is associated with a survival advantage for patients with ovarian cancer. Clinical implications include the importance of screening for deficits in the social environment and consideration of support activities during adjuvant treatment.”
Susan K. Lutgendorf, Koen De Geest, David Bender, Amina Ahmed, Michael J. Goodheart, Laila Dahmoush, M. Bridget Zimmerman, and David M. Lubaroff, University of Iowa; Susan K. Lutgendorf and David M. Lubaroff, Holden Comprehensive Cancer Center, University of Iowa, Iowa City, IA; Frank J. Penedo, Joseph A. Lucci III, and Parvin Ganjei-Azar, Sylvester Comprehensive Cancer Center, University of Miami, Coral Gables, FL; Premal H. Thaker, Washington University School of Medicine, St Louis, MO; Luis Mendez, Florida International University School of Medicine, Miami, FL; George M. Slavich, Cousins Center for Psychoneuroimmunology; Steven W. Cole, School of Medicine, University of California at Los Angeles, Los Angeles, CA; Anil K. Sood, University of Texas MD Anderson Comprehensive Cancer Center, Houston, TX.
Corresponding author: Susan Lutgendorf, PhD, Departments of Psychology, Urology, and Obstetrics and Gynecology, University of Iowa, E11 Seashore Hall, Iowa City, IA 52242; e-mail: susan-lutgendorf@uiowa.edu.
Abstract
Purpose Previous research has demonstrated relationships of social support with disease-related biomarkers in patients with ovarian cancer. However, the clinical relevance of these findings to patient outcomes has not been established. This prospective study examined how social support relates to long-term survival among consecutive patients with ovarian cancer. We focused on two types of social support: social attachment, a type of emotional social support reflecting connections with others, and instrumental social support reflecting the availability of tangible assistance.
Patients And methods Patients were prospectively recruited during a presurgical clinic visit and completed surveys before surgery. One hundred sixty-eight patients with histologically confirmed epithelial ovarian cancer were observed from the date of surgery until death or December 2010. Clinical information was obtained from medical records.
Results In a Cox regression model, adjusting for disease stage, grade, histology, residual disease, and age, greater social attachment was associated with a lower likelihood of death (hazard ratio [HR], 0.87; 95% CI, 0.77 to 0.98; P = .018). The median survival time for patients with low social attachment categorized on a median split of 15 was 3.35 years (95% CI, 2.56 to 4.15 years). In contrast, by study completion, 59% of patients with high social attachment were still alive after 4.70 years. No significant association was found between instrumental social support and survival, even after adjustment for covariates.
Conclusion Social attachment is associated with a survival advantage for patients with ovarian cancer. Clinical implications include the importance of screening for deficits in the social environment and consideration of support activities during adjuvant treatment.
Antoinet overleed op 15 april aan de gevolgen van eierstokkanker.
Haar blog is te lezen op http://antoinets.blogspot.nl/
"Antoinet Schimmelpennick had twee passies: China en muziek. In die volgorde, hoewel het liefst in combinatie. Ze was een multi-instrumentalist die als kind piano, viool en dwarsfluit leerde spelen, maar later ook instrumenten als de citer, gitaar, mandoline en zelfs tinwhistle oppakte. Zij besloot daarnaast al begin jaren tachtig Chinees te gaan studeren en werd een van de weinige Nederlanders die de taal vloeiend leerde spreken.
Daarna specialiseerde ze zich als sinoloog volledig op de Chinese taal en cultuur. Ze deed veldonderzoek naar Chinese volksmuziek, organiseerde honderden concerten met Chinese muziek, maakte filmdocumentaires en radioprogramma’s over China en publiceerde een wetenschappelijk tijdschrift over de ontwikkelingen in het land. Samen met haar echtgenoot Frank Kouwenhoven was ze de oprichter en drijvende kracht achter de stichting CHIME, European Foundation for Chinese Music Research, in Leiden.
Antoinet gravin Schimmelpenninck overleed 15 april op pas 49-jarige leeftijd aan de gevolgen van eierstokkanker, een ziekte die in 2010 bij haar werd ontdekt en waar ze zich moedig doorheen sloeg totdat ze toch de strijd verloor.
Antoinet werd op 1 juli 1962 in Dordrecht geboren als de tweede dochter van graaf Gerard Schimmelpenninck en Charlotte Verbeek. Haar zus Leontien was drie jaar ouder. De Schimmelpennicks, afstammelingen van de bekende raadpensionaris uit Franse tijd, waren voor een groot deel juristen, maar haar ouders waren actief in de landbouw. Haar vader Gerard Schimmelpenninck boerde zelfs een blauwe maandag in Canada voordat hij docent en bibliothecaris werd aan de Landbouwschool van Dordrecht, haar moeder werkte op het ministerie van Landbouw. Antoinet volgde zelf het Dordtse Johan de Witt-gymnasium en een jaar lang de (antroposofische) Vrije Hogeschool in Driebergen.
Ze wilde graag een moeilijke taal gaan studeren en na het lezen van F. Lattimores boek over het leven van het jongetje Sjang op het Chinese platteland koos ze voor de studie van die taal. Hiervoor moest ze naar Leiden, waar de enige Nederlandse universitaire opleiding Chinees werd gegeven. In 1984 bezocht ze voor het eerst China, dat onder leiding van Mao’s opvolger Deng Xiaoping net de deur naar het Westen op een kier had gezet. Maar de politieke situatie boeide haar altijd minder dan de cultuur. In haar studententijd maakte ze als koorlid deel uit van het Leidse Collegium Musicum, waar het repertoire uit klassieke muziek bestond, en waar ze haar toekomstige man, journalist en mede-koorlid Frank Kouwenhoven, leerde kennen. Ook zong en speelde ze in die tijd in de door haar en een aantal vrienden opgerichte folkband Plork volksmuziek uit alle windstreken van Europa. In 1987 en 1988 studeerde ze een jaar op de universiteit van Nanjing, waar ze begon met haar veldonderzoek naar Chinese volksliederen, dat de basis zou gaan vormen voor CHIME. Ze studeerde in 1987 af in de Sinologie (Chinese Taal en Cultuur) en promoveerde in 1997 met een dissertatie over Chinese volksliederen. Met Kouwenhoven kreeg ze twee kinderen: Elias en Nuria.
Hoewel ze een echte wetenschapper en onderzoeker was, deed ze ook enorm veel op de school van haar kinderen in Leiden. De gravin was timmerjuf, overblijfmoeder, luizenmoeder en voorzitter van de oudercommissie. Ze was open en hartelijk en kon daardoor met veel mensen goed opschieten. De laatste vijftien jaar organiseerde Antoinet samen met haar echtgenoot honderden Chinese concerten, niet alleen op Nederlandse locaties als het Concertgebouw en De Doelen maar ook in het buitenland en op internationale festivals zoals de Kölner Triënnale, het China Festival Carnegie Hall in New York en Culturescapes in Zwitserland.
De begrafenisplechtigheid op 23 april stond helemaal in het teken van haar twee passies. Met uitvoeringen van Bach, Britten en Bartok op viool, piano en kerkorgel, met alpenhoorn, draaiorgel en trompet, een zingende Russisch orthodoxe priester, een lantaarnoptocht, Chinees snarenspelen en tweehonderd handklokken werd recht gedaan aan haar passie voor muziek. En met een kist die was versierd met Chinese waaiers werd haar liefde voor dat land uitgedragen".
Er is de laatste 14 jaar sinds de "Ovarian Cancer Consensus meeting" in Bergen (Nederland) in 1998 voor wat betreft het beleid bij het gevorderd epitheliaal OC niets veranderd. Upfront maximale "debulking" gevolgd door zes cycli paclitaxel/carboplatine (PC) is het standaardbeleid, waarbij afwijkend hiervan het concept van neoadjuvante chemotherapie (NACT) met interval debulking chirurgie aanvaardbaar is voor diegenen waarbij maximale upfront debulking niet haalbaar is om medische of zuiver technische redenen (1).
De modificatie van het PC-schema door middel van een "dose-dense" gebruik van de paclitaxel (wekelijks in plaats van 3-wekelijks) zoals bestudeerd door Japanse collega's in een gerandomiseerde studie (JGOG#3016; NOVEL trial) (2) is van praktisch belang, maar dient nog door een tweede studie bevestigd te worden. De lange follow-up van de Japanse studie werd dit jaar op ASCO gepresenteerd (abstract#5003). Resultaten waren conform de primaire analyse.
Twee jaar gebruik van erlotinib als onderhoudsbehandeling na 6-9 cycli platina-bevattende chemotherapie en geen aanwijzingen voor progressie op dat moment bij hoog-risico patiënten met FIGO stadium I of patiënten met stadia II-IV bleek geen enkel soelaas te geven (LBA#5000) en kan toegevoegd worden aan de lange lijst van negatieve studies in deze setting .
Twee recente studies hebben aangetoond dat het aanvullend gebruik van bevacizumab (Bev) tijdens en na de PC-behandeling de progressievrije overleving (PFS) van de OC-patiënten doet verbeteren, maar niet de totale overleving,hoewel een subset analyse van de patiënten met een hoog risico op progressie in de ICON7 studie dit wel toonde (3, 4). De toevoeging van Bev leidt tot extra bijwerkingen (23% graad 2 hypertensie, 10% graad 3/4 hypertensie en 2,3% graad 3 of meer gastro-intestinale perforaties) en lijkt niet "cost-effective" (5). De discussie over het gebruik van Bev wordt nog gecompliceerder wanneer rekening wordt gehouden met de gegevens over het gebruik hiervan bij patiënten met teruggekeerde ziekte. De OCEANS-studie (een fase-II-studie van gemcitabine/carboplatine ± Bev bij patiëten met platinagevoelige recidieven) toonde vorig jaar op ASCO een toename van 4 maanden in mediane PFS (p < 0,0001) zonder overigens significiante toename in OS (LBA#5007). De AURELIA studie (een gerandomiseerde fase III studie van 3 vormen van chemotherapie ± Bev bij patiënten met platina-refractaire/resistente recidieven) toonde dit jaar een toename van 3,3 maanden in mediane PFS (p < 0.001), hetgeen opmerkelijk is omdat in deze categorie patiënten nooit enige verbetering met welke therapie dan ook is geconstateerd (LBA#5002). Gegevens over OS waren niet voorhanden, maar zullen in 2013 bekend worden. Bijwerkingen waren uiteraard meer frequent in de arm met Bev en het uiteindelijk voordeel voor de patiënt in termen van kwaliteit van leven dient dan ook afgewacht te worden. Het oordeel van de auteurs dat "Bev combined with chemotherapy should be considered a new standard option in platinum-resistant OC" lijkt dan ook nog wat voorbarig. De OCTAVIA-trial bestudeerde de haalbaarheid van Bev (7,5 mg/kg, d1) plus wekelijks paclitaxel (80 mg/m2) and 3-wekelijks carboplatine (AUC6, d1) gedurende 6 tot 8 cycli, gevolgd door Bev alleen (een maal per 3 weken, in totaal tot aan 17 cycli). De 189 patiënten die in de studie werden opgenomen kregen mediaan 6 cycli chemotherapy (range 1-8) en 17 cycli Bev (range 0-18). Van de 168 patiënten die monotherapie Bev ontvingen kregen 135 dit gedurende een jaar, in 12% werd het eerder gestopt wegens bijwerkingen, in 10% wegens progressie. Geconcludeerd werd dat Bev met het "dose-dense" NOVEL schema haalbaar is en de resultaten vergelijkbaar zijn met die welke in ICON7 werden geconstateerd (abstract#5017).
Ten slotte werd er door collega Oza opnieuw een interessante studie gepresenteerd met olaparib bij patiënten met een platina-gevoelig sereus OC recidief (abstract#5001). De studie is een logische stap in de verdere evaluatie van de rol van PARP inhibitoren bij hooggradige sereuze OCs (HGSOC). Aanvaardbare toxiciteit was reeds eerder gevonden met monotherapie met dit orale middel in fase-I- en -I-studies bij patiënten met OC die een BRCA1/2 kiembaanmutatie hadden (6, 7, 8). Daarnaast bleek in een fase II studie dat er ook activiteit aanwezig was bij HGSOCs (9 ) en tenslotte bleek dat een onderhoudsbehandeling met olaparib de PFS bij patiënten met een platina-gevoelig recidief HGSOC significant deed verbeteren (10 ). In de huidige multicenterstudie werd de effectiviteit van olaparib tijdens 6 x PC (olaparib in een dosering van 200 mg bid en C in PC met een AUC4) en na PC (in een dosering van 400 mg bid) (arm A) vergeleken met 6 x PC zonder olaparib (C in PC met een AUC6) en zonder verdere onderhouds-therapie (arm B) bij patiënten met een platina-gevoelig recidief HGSOC. Met arm A werd een significant betere PFS geconstateerd (HR = 0,51, 95%-BI 0,34, 0,77; p = 0.0012; median= 12,2 versus 9,6 maanden). De OS-gegevens waren nog immatuur. De meest voorkomende bijwerkingen tijdens de combinatie waren alopecia (74 vs 59%), misselijkheid (69 vs 57%) en vermoeidheid (64 vs 57%) in arm A vs arm B. Tijdens de onderhoudsbehandeling waren misselijkheid (50 vs 6%) en braken (29 vs 7%), zoals te verwachten vaker voorkomend. Verdere studies met PARP remmers lijken dan ook wenselijk.
Samenvattende boodschap Voor wat betreft het ovariumcarcinoom:
Cytoreductieve chirurgie vooraf gevolgd door 6 cycli PC is nog steeds standaard therapie
Dose-dense PC is effectiever dan 3-wekelijks PC in één studie, maar dient bevestigd te worden
Bevacizumab heeft voordeel zowel in eerste als tweede lijn. OS gegevens zijn nodig om te beoordelen wat de optimale plaats (1e of 2e lijn) en volgorde van toepassing is.
Gegevens over olaparib bij hoogradige sereuze tumoren zijn veelbelovend, maar verder studie is noodzakelijk
Referenties
Vergote I, Trope CG, Amant F, et al. Neoadjuvant Chemotherapy or primary surgery in stage IIIC or IV ovarian cancer. N Engl J Med 2010; 363: 943-953
Katsumata N, Yasuda M, Takahashi F, et al. Dose-dense paclitaxel once a week in combination with carboplatin every 3 weeks for advanced ovarian cancer: a phase 3, open-label, randomised controlled trial. Lancet 2009; 374: 1331-133.
Burger RA, Brady MF, Bookman MA, et al. Incorporation of bevacizumab in the primary Treatment of ovarian cancer. N Engl J med 2011; 365: 2473-2483
Perren TJ, Swart A<. Pfisterer J, et al. A phase 3 trial of bevacizumab in ovarian cancer. N Engl J Med 2011; 365; 2484-2496
Cohn DE, Kim KH, Resnick KE, O'Malley DM, Straught JM Jr. At what cost does a potential survival advantage of bevacizumab make sense for the primary Treatment of ovarian cancer? A cost-effectiveness analysis. J Clin Oncol 2011; 29: 1247-1251
Fong PC, Boss DS, Yap TA, et al. Inhibition of poly(ADP-ribose) polymerase in tumors from BRCA mutation carriers. N Engl J Med 2009; 361: 123-134
Fong PC, Yap TA, Boss DS, et al. Poly(ADP)-ribose polymerase inhibition: frequent durable responses in BRCA carrier ovarian cancer correlating with platinum-free interval. J Clin Oncol 2010; 28: 2512-2519
Audeh MW, Carmichael J, Penson RT, et al. Oral poly(ADP-ribose) polymerase inhibitor olaparib in patients with BRCA1 or BRCA2 mutations and recurrent ovarian cancer: a proof-of-concept trial. Lancet 2010; 376: 245-251
Gelmon KA, Tischkowitz M, Mackay H, et al. Olaparib in patients with recurrent high-grade serous or poorly differentiated ovarian carcinoma or triple-negative breast cancer: a phase 2, multicentre open-label, non-randomised study. Lancet Oncol 2011; 12: 852-861
Ledermann J, Harter Ph, Gourley C, et al. Olaparib maintenance therapy in platinum-sensitive relapsed ovarian cancer. N Engl J Med 2012; 366: 1382-1392
Reviewed by Dori F. Zaleznik, MD; Associate Clinical Professor of Medicine, Harvard Medical School, Boston
CHICAGO -- Among women with primary epithelial ovarian cancer, the time to recurrence was no different between obese and non-obese patients, a retrospective study showed.
Among patients from two centers, recurrence occurred in 47.9% of non-obese women and 37.7% of obese women (body mass index >30 kg/m2), and the time to recurrence was 15 months in both groups (P=1.0), according to Karina Hew, MD, of Mercy Medical Center in Baltimore, and colleagues.
In addition, progression-free survival (PFS) was not significantly different based on BMI (P=0.118), the researchers reported in an abstract ahead of the American Society of Clinical Oncology meeting here.
The researchers defined recurrence as a positive radiological or pathological diagnosis of cancer after the patient had surgery, received adjuvant chemotherapy, and did not have any clinical, radiological, or serological evidence of recurrence during treatment.
Previous research examining the relationship between obesity and ovarian cancer has yielded mixed results, with some studies suggesting that obesity is associated with altered tumor biology and a worse prognosis.
One study published last month showed that every 5 kg/m2 increase in BMI was associated with a 10% greater relative risk of having ovarian cancer (RR 1.10, 95% CI 1.07 to 1.13) among women who had never used hormone replacement therapy.
Another study published last year, however, showed that BMI was not associated with overall epithelial ovarian cancer risk (RR 1.15, 95% CI 0.98 to 1.36), although obesity was significantly associated with the risk of endometrioid ovarian cancer (RR 1.84, 95% CI 1.00 to 2.70).
In terms of survival, a 2008 study showed that obese patients with epithelial ovarian cancer -- compared with non-obese patients -- had similar PFS (17 versus 11 months, P=0.14) and overall survival (48 versus 40 months, P=0.37) following primary cytoreductive surgery.
In this current retrospective chart review, Hew and colleagues looked at the time to recurrence among patients diagnosed with primary epithelial ovarian cancer from 2004 to 2009 at Mercy Medical Center or the University of Michigan Medical Center in Ann Arbor.
Although 591 patients were diagnosed during the study period, only 370 were left for analysis after exclusions for persistent or progressive disease, treatment with neoadjuvant chemotherapy, presence of synchronous tumors, or incomplete follow up.
About one-third (35%) of the women were obese, and recurrence occurred after a similar length of time in both obese and non-obese women.
The authors reported no conflicts of interest.
Primary source: American Society of Clinical Oncology
Source reference:
Hew K, et al. "The impact of obesity on time to recurrence in ovarian cancer: a retrospective study" ASCO 2012;abstract 5055.
Todd Neale
Senior Staff Writer
Todd Neale, MedPage Today Staff Writer, got his start in journalism at Audubon Magazine and made a stop in directory publishing before landing at MedPage Today. He received a B.S. in biology from the University of Massachusetts Amherst and an M.A. in journalism from the Science, Health, and Environmental Reporting program at New York University. He is based at MedPage Today headquarters in Little Falls, N.J.
The peak in incidence of ovarian cancer occurs around 65 years and concurrent increasing risk by age for a number of diseases strongly influence treatment and prognosis. The aim was to explore prevalence and incidence of co-morbidity in ovarian cancer patients compared with the general population.
Methods:
The study population was patients with ovarian cancer in Sweden 1993–2006 (n=11139) and five controls per case (n=55687). Co-morbidity from 1987 to 2006 was obtained from the Swedish Patient Register. Prevalent data were analysed with logistic regression and incident data with Cox proportional hazards models.
Results:
Women developing ovarian cancer did not have higher overall morbidity than other women earlier than 3 months preceding cancer diagnosis. However, at time of diagnosis 11 of 13 prevalent diagnosis groups were more common among ovarian cancer patients compared with controls. The incidence of many common diagnoses was increased several years following the ovarian cancer and the most common diagnoses during the follow-up period were thromboembolism, haematologic and gastrointestinal complications.
Conclusion:
Women developing ovarian cancer do not have higher overall morbidity the years preceding cancer diagnosis. The incidence of many common diagnoses was increased several years following the ovarian cancer. It is crucial to consider time between co-morbidity and cancer diagnosis to understand and interpret associations.
dinsdag 24 april 2012: 's Ochtends lange sessie met psycholoog over toekomstperspectief in werk omdat huidige activiteiten niet matchen, 's middags naar het AVL voor waarden tumormarker CA-125 en controle... letterlijk bloedspannend, want door de stress en drukte van de afgelopen maanden was een goede uitslag zeker niet vanzelfsprekend en was ik echt bezorgd. Maar: joepie, joepie, de tumormarker is nog steeds onder de 5! En dat betekent: geen tumoractiviteit in mijn lijf. In gedachten ging ik even op mijn knietjes in dankbaarheid. In juli pas weer de volgende CT-scan en opnieuw bloedonderzoek. Tot die tijd: L E V E N
De afgelopen veertig jaar zijn chirurgie, radiotherapie en systeemtherapie de pijlers van kankerbehandelingen geweest. Nog steeds overlijdt echter ongeveer de helft van de patiënten ten gevolge van uitzaaiingen. Een probleem is dat sommige tumoren resistent worden tegen chemotherapie. Op basis van onderzoek naar de precieze eigenschappen van tumoren worden daarom specifieke, doelgerichte medicijnen ontwikkeld die dit probleem omzeilen.
UMCG-promovendus Corina Oldenhuis onderzocht in vroeg-klinische patiëntenstudies de veiligheid en verdraagbaarheid van twee nieuwe doelgerichte middelen tegen kanker. Ze stelt vast dat de onderzochte middelen - waaronder mapatumumab, een middel dat tumorceldood tot gevolg heeft - veilig kunnen worden toegediend in combinatie met chemotherapie. Nader onderzoek naar deze middelen lijkt op zijn plaats.
Ook onderzocht Oldenhuis of het mogelijk is op basis van de aanwezigheid van een aantal biomarkers, stoffen die in het lichaam voorkomen, te voorspellen of een therapie effectief zal zijn. Dit om gerichter te kunnen behandelen en bijwerkingen van chemotherapie zoveel mogelijk te beperken. Het blijkt onder andere dat bij een deel van de patiënten na toediening van radioactief gelabeld mapatumumab tumoren in beeld kunnen worden gebracht met een zogeheten SPECT-scan. Of deze subgroep van patiënten ook daadwerkelijk baat heeft bij mapatumumab-bevattende behandeling moet nader worden onderzocht.
Curriculum Vitae
Corina Oldenhuis (Emmen, 1979) studeerde geneeskunde te Groningen. Ze verrichtte haar onderzoek aan de afdeling Medische Oncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Ze is in opleiding tot internist in het Scheper Ziekenhuis Emmen. De titel van haar proefschrift luidt: "Early clinical studies to explore candidate biomarkers in targeted cancer therapies".
Bron: Rijksuniversiteit Groningen
zondag 25 maart 2012, fotoimpressie:
Dat ik een jaar na mijn operatie lachend bij de sculptuur van een dichtgenaaide buik zou staan... de ironie ten top. Heerlijke dag.
zondag 25 maart 2012 - 09.00 uur:Daar zit ik dan, een jaar na dato, na de operatie en Ovhipec, en vier mijn Eerste Survival Jubileum... Met spierpijn van de eerste langere fietstocht dit jaar door de duinen. Niet te beschrijven; dankbaar, zondagskind...
Afgelopen week was heftig. De arbeidsdeskundige had aantal tips mbt beweging en werkorganisatie. Daarnaast raakte hij een gevoelig onderwerp, over mijn doelen en liefste wens. Trigger, waardoor ik opeens mijn kracht en behoefte aan zelfregie weer voelde. Eindelijk.
En toen hoorde ik dat R., nog steeds in het ziekenhuis, niet operabel werd geacht omdat zij overal in haar buikwand uitzaaiingen heeft, aan de darmen, de lever. Dat operatie, noch chemo, noch bestraling mogelijk zijn en dat zij nog maar een paar weken te leven heeft. In blakende gezondheid zit ik naast haar bed en ga zelf ook weer een beetje dood. Van verdriet om haar. En van frustratie en onmacht, omdat je geen greep krijgt op die medische processen, op de kwaliteit van de informatie, de tunnelvisie van de artsen. Maar zij is ongelofelijk, want lijkt te kunnen aanvaarden.
maandag 19 maart 2012:
Bloeduitslagen allemaal goed!!! Des te meer reden om zondag de 25ste uitgebreid mijn eerste jubileumjaar 'Erop: Survival of the Fittest' te vieren...
donderdag 15 maart 2012:
Tijd voor het uitgebreide driemaandelijks bloedonderzoek via de huisarts. Ik voel mij vanaf januari in alle opzichten minder goed en vraag mij of of dit door de bloedwaarden bevestigd wordt. Hervatting van werk was geen goed idee. Ik ben uit balans.
In het lab moet ik huilen. De wetenschap dat zo'n simpel buisje bloed alles weer kan kantelen. De labassistente blijft bij haar nietszeggende praatje. In de auto zie ik opeens een enorme bloedvlek op de mouw van mijn vest. Ik ben blijven doorbloeden. En herinner me dan opeens dat in december het aantal bloedplaatjes in mijn bloed te laag was. Uitslag over een paar dagen.
EINDHOVEN - Onderzoek naar de toepassing van hoofdhuidkoeling wijst uit dat deze aanvullende behandeling ter voorkoming van haaruitval, positieve resultaten oplevert voor de meeste chemotherapieën. Corina van den Hurk et al. komen in Acta Oncologicia tot de conclusie dat hoofdhuidkoeling te rechtvaardigen is voor alle daarvoor in aanmerking komende patiënten met uitzondering van patiënten die een TAC-kuur nodig hebben.
Alopecia (kaalheid) door chemotherapie is een veel voorkomende bijwerking tijdens de behandeling van kanker. Deze kaalheid heeft vaak een nadelig effect op het welzijn van de patiënt en kan in veel gevallen worden voorkomen door middel van hoofdhuidkoeling. In deze studie gingen Corina van den Hurk et al. na wat de resultaten zijn van hoofdhuidkoeling tijdens de huidige chemotherapieën bij ruim 1.400 patiënten in 28 Nederlandse ziekenhuizen. De uitkomsten daarvan kunnen van belang zijn bij het samenstellen van informatie voor toekomstige patiënten en hulp bieden bij het maken van een keuze om al dan niet hoofdhuidkoeling te ondergaan.
Patiënten uit 28 ziekenhuizenVoor de studie werden gegevens verzameld van patiënten afkomstig van/uit? 28 Nederlandse ziekenhuizen met behulp van de Hoofdhuidkoelingsregistratie van het IKZ. Verpleegkundigen en patiënten vulden hiervoor vragenlijsten in over kenmerken van de deelnemende patiënten, chemotherapie en hoofdhuidkoeling. Ook werd het resultaat van hoofdhuidkoeling vastgelegd. Vervolgens werd geanalyseerd of de gerapporteerde kenmerken het resultaat van hoofdhuidkoeling beïnvloedden.
Uit de resultaten komt naar voren dat 50 procent van de 1.411 deelnemende patiënten die hoofdhuidkoeling kregen, geen hoofdbedekking droegen tijdens hun laatste chemotherapiesessie. Van de patiënten die een behandeling kregen met paclitaxel was 95 procent tevreden met het haarbehoud. Van de patiënten die TAC-chemotherapie (taxane + doxorubicine + cyclofosfamide) ondergingen, was slechts 8 procent tevreden.
Resultaten
Naast het type en dosering chemotherapie hadden infusietijd, leeftijd, geslacht en haartype significant invloed op het haarbehoud.De haarlengte en -hoeveelheid, chemische manipulatie (verven, permanenten, kleuren), nat maken van het haar voor hoofdhuidkoeling en het ooit eerder ondergaan van een chemotherapie had geen invloed op de de mate haarbehoud.
De onderzoekers komen tot de conclusie dat hoofdhuidkoeling in deze studie positieve resultaten laat zien voor de meeste chemotherapieën en dus te rechtvaardigen is voor alle daarvoor in aanmerking komende patiënten. Uitgezonderd zijn patiënten die een TAC-chemokuur krijgen. Verder kan verlenging van de infusietijd mogelijk tot verbetering van de resultaten leiden.