- ASCO 2011

Ovariumkanker
De behandeling van patiënten met een recidief  ovariumcarcinoom is nog steeds problematisch. In het algemeen neemt men aan dat als het interval tussen het stoppen van de platina-bevattende  primaire behandeling langer is dan 6 maanden, de ziekte nog gevoelig is voor platina-verbindingen, zodat een platina-bevattend schema een behandelingsoptie is.
Aangezien veel patiënten last hebben van paclitaxel-geïnduceerde neurotoxiciteit, is een behandeling met carboplatine in combinatie met gemcitabine een optie. Dit geeft dan een progressievrije overleving van 8,6 maanden.
 
In de Oceans studie werden de effectiviteit en veiligheid van deze combinatie al dan niet in combinatie met bevacizumab bestudeerd bij 242 patiënten met platina-gevoelige tumoren. De progressievrije overleving kon worden verlengd van 8,4 naar 12,4 maanden (HR 0,484, 95% CI 0,388-0,605; p < 0,0001). Graad 3 hypertensie en proteïnurie gaf bij 23% van de patiënten aanleiding tot stoppen van bevacizumab. Aangezien er geen overlevingsgegevens bekend zijn, is het nog te vroeg om deze dure behandeling als standaard te zien (Aghajanian).

De resultaten van een gerandomiseerde fase II studie met olaparib, een orale PARP inhibitor, werden gepresenteerd door Ledermann et al. Zij behandelden 265 vrouwen met eierstokkanker, die een partiële of complete respons vertoonden op een platina-bevattend schema, met 400 mg olaparib of placebo tot ziekteprogressie.  De progressievrije overleving op basis van RECIST (het primaire einddoel) verbeterde mediaan met 3.6 maanden (8,4 vs 4,8 maanden) en  toonde een 65% verminderd risico op progressie vergeleken met placebo. De tijd tot ziekteprogressie op basis van CA125 concentratie of RECIST-criteria was ook significant langer met olaparib vergeleken met placebo (mediaan 8,3 versus 3,7 maanden; HR 0,35, 95% CI 0,25-0,47; p < 0,00001). Belangrijk was het feit dat het gunstige effect niet beperkt was tot vrouwen met een BRCA mutatie.

Het geneesmiddel werd goed verdragen, met als meest frequente nevenwerkingen misselijkheid (68% versus 35%), vermoeidheid (49% versus 37%), en braken (31% versus 14). Graad 3/4 nevenwerkingen waren vermoeidheid (7%) en anemie (5%). Slechts 2% van de patiënten stopte olaparib omwille van nevenwerkingen.
Oloparib dient getest worden als onderhoudsgeneesmiddel bij patiënten met een ovariumcarcinoom in vroegere stadia van de behandeling, bijvoorbeeld als onderhoudsbehandeling na de primaire behandeling. (Ledermann et al.)