- Persoonlijke notities

zondag 25 maart 2012, fotoimpressie:
Dat ik een jaar na mijn operatie lachend bij de sculptuur van een dichtgenaaide buik zou staan... de ironie ten top. Heerlijke dag.

zondag 25 maart 2012 - 09.00 uur:Daar zit ik dan, een jaar na dato, na de operatie en Ovhipec, en vier mijn Eerste Survival Jubileum... Met spierpijn van de eerste langere fietstocht dit jaar door de duinen. Niet te beschrijven; dankbaar, zondagskind... 


Afgelopen week was heftig. De arbeidsdeskundige had aantal tips mbt beweging en werkorganisatie. Daarnaast raakte hij een gevoelig onderwerp, over mijn doelen en liefste wens. Trigger, waardoor ik opeens mijn kracht en behoefte aan zelfregie weer voelde. Eindelijk.
En toen hoorde ik dat R., nog steeds in het ziekenhuis, niet operabel werd geacht omdat zij overal in haar buikwand uitzaaiingen heeft, aan de darmen, de lever. Dat operatie, noch chemo, noch bestraling mogelijk zijn en dat zij nog maar een paar weken te leven heeft. In blakende gezondheid zit ik naast haar bed en ga zelf ook weer een beetje dood. Van verdriet om haar. En van frustratie en onmacht, omdat je geen greep krijgt op die medische processen, op de kwaliteit van de informatie, de tunnelvisie van de artsen. Maar zij is ongelofelijk, want lijkt te kunnen aanvaarden.

maandag 19 maart 2012:

Bloeduitslagen allemaal goed!!! Des te meer reden om zondag de 25ste uitgebreid mijn eerste jubileumjaar 'Erop: Survival of the Fittest' te vieren...

donderdag 15 maart 2012:

Tijd voor het uitgebreide driemaandelijks bloedonderzoek via de huisarts. Ik voel mij vanaf januari in alle opzichten minder goed en vraag mij of of dit door de bloedwaarden bevestigd wordt. Hervatting van werk was geen goed idee. Ik ben uit balans.
In het lab moet ik huilen. De wetenschap dat zo'n simpel buisje bloed alles weer kan kantelen. De labassistente blijft bij haar nietszeggende praatje. In de auto zie ik opeens een enorme bloedvlek op de mouw van mijn vest. Ik ben blijven doorbloeden. En herinner me dan opeens dat in december het aantal bloedplaatjes in mijn bloed te laag was. Uitslag over een paar dagen.

- Hoofdhuidkoeling geschikt voor bijna alle patiënten met chemotherapie




EINDHOVEN - Onderzoek naar de toepassing van hoofdhuidkoeling wijst uit dat deze aanvullende behandeling ter voorkoming van haaruitval, positieve resultaten oplevert voor de meeste chemotherapieën. Corina van den Hurk et al. komen in Acta Oncologicia tot de conclusie dat hoofdhuidkoeling te rechtvaardigen is voor alle daarvoor in aanmerking komende patiënten met uitzondering van patiënten die een TAC-kuur nodig hebben.

Alopecia (kaalheid) door chemotherapie is een veel voorkomende bijwerking tijdens de behandeling van kanker. Deze kaalheid heeft vaak een nadelig effect op het welzijn van de patiënt en kan in veel gevallen worden voorkomen door middel van hoofdhuidkoeling. In deze studie gingen Corina van den Hurk et al. na wat de resultaten zijn van hoofdhuidkoeling tijdens de huidige chemotherapieën bij ruim 1.400 patiënten in 28 Nederlandse ziekenhuizen. De uitkomsten daarvan kunnen van belang zijn bij het samenstellen van informatie voor toekomstige patiënten en hulp bieden bij het maken van een keuze om al dan niet hoofdhuidkoeling te ondergaan.

Patiënten uit 28 ziekenhuizenVoor de studie werden gegevens verzameld van patiënten afkomstig van/uit? 28 Nederlandse ziekenhuizen met behulp van de Hoofdhuidkoelingsregistratie van het IKZ. Verpleegkundigen en patiënten vulden hiervoor vragenlijsten in over kenmerken van de deelnemende patiënten, chemotherapie en hoofdhuidkoeling. Ook werd het resultaat van hoofdhuidkoeling vastgelegd. Vervolgens werd geanalyseerd of de gerapporteerde kenmerken het resultaat van hoofdhuidkoeling beïnvloedden.

Uit de resultaten komt naar voren dat 50 procent van de 1.411 deelnemende patiënten die hoofdhuidkoeling kregen, geen hoofdbedekking droegen tijdens hun laatste chemotherapiesessie. Van de patiënten die een behandeling kregen met paclitaxel was 95 procent tevreden met het haarbehoud. Van de patiënten die TAC-chemotherapie (taxane + doxorubicine + cyclofosfamide) ondergingen, was slechts 8 procent tevreden.

Resultaten
Naast het type en dosering chemotherapie hadden infusietijd, leeftijd, geslacht en haartype significant invloed op het haarbehoud.De haarlengte en -hoeveelheid, chemische manipulatie (verven, permanenten, kleuren), nat maken van het haar voor hoofdhuidkoeling en het ooit eerder ondergaan van een chemotherapie had geen invloed op de de mate haarbehoud.

De onderzoekers komen tot de conclusie dat hoofdhuidkoeling in deze studie positieve resultaten laat zien voor de meeste chemotherapieën en dus te rechtvaardigen is voor alle daarvoor in aanmerking komende patiënten. Uitgezonderd zijn patiënten die een TAC-chemokuur krijgen. Verder kan verlenging van de infusietijd mogelijk tot verbetering van de resultaten leiden.

Corina van den Hurk, Mijke Peerbooms, dr. Lonneke van de Poll-Franse, prof. dr. Johan W. Nortier, prof. dr. Jan Willem Coebergh en dr. Wim P. Breed: ‘Scalp cooling for hair preservation and associated characteristics in 1411 chemotherapy patients - Results of the Dutch Scalp Cooling Registry'. Het originele artikel kan worden opgevraagd in de bibliotheek (mits ingelogd)

Aanvullende informatie

Aanvullende informatie over hoofdhuidkoeling is te vinden op de website van Stichting Geef Haar een Kans:

- Endometriose verhoogt risico op eierstokkanker

BAARN - Vrouwen met een geschiedenis van endometriose lopen een verhoogd risico op het ontwikkelen van drie soorten eierstokkanker.
Foto:  Gezondheidsnet
Dat schrijven onderzoekers in Lancet Oncology.
Verschillende kleine studies toonden al een verband tussen endometriose en epitheliale eierstokkanker. Dit is de meest voorkomende vorm van eierstokkanker (80 tot 90 procent van alle tumoren). De tumor ontstaat uit de buitenste laag van de eierstok, het epitheel.

Het onderzoek, onder leiding van Celeste Leigh Pearce van de University of Southern California, bevestigt nu deze kleine onderzoeken op grotere schaal. "Dankzij deze ontdekking kunnen we vrouwen met een verhoogd risico op eierstokkanker beter identificeren."

Studies


Samen met haar collega's bestudeerde Leigh Pearce de gegevens van 13 eerder uitgevoerde studies. Deze onderzoeken omvatten gezamelijk de gegevens van 23000 vrouwen. Vervolgens berekenden ze het verband tussen endometriose en vijf verschillende vormen van eierstokkanker. Bij drie vormen was er sprake van een verhoogd risico.

Op basis van de resultaten schatten de onderzoekers dat endometriose het risico op het zogenaamde clear-cell carcinoom verdrievoudigd en het risico op een endometriode tumor verdubbeld.

Risico


Daarnaast vonden de onderzoekers voor het eerst dat ook het risico op een laag sereuze tumor twee keer zo hoog is bij vrouwen met een geschiedenis van endometriose.

Leigh Pearce: "Hoewel de verbanden tussen endometriose en eierstokkanker sterk zijn, ontwikkelen de meeste vrouwen met endometriose geen eierstokkanker. Toch moeten zorgverleners zich bewust zijn van het verhoogde risico."

- Persoonlijke notities

zondag 19 februari 2012
Een van mijn koorleden heeft afscheid genomen van het leven, ze was depressief. Ik ben verdrietig; wat een tegenstelling. De een wil leven, maar is het niet gegeven en heeft geen keuze, de ander wil dood, want kan en wil niet meer kiezen voor het leven.

vrijdag 17 februari 2012
Ik blijf een zondagskind, want realiseerde me vandaag dat ik zelfs nauwelijks meer opvliegers heb... en de werkmails ... die open ik nog maar 2 keer per week. De arbeidsdeskundige komt over twee weken misschien wel voor niets, wie weet.

donderdag 9 februari 2012
Het ochtendritme begint er goed in te komen: in alfa, glas water met chaga, nu en dan ritje station, glas greens, huishouden/opruimen, 30 min roeien, groentesap persen, douchen, Budwigpapje. Ochtend om, conditie en moreel omhoog. Forse investering ja. Hey, but I am worth it... Elke drie maanden kan het weer gekanteld zijn. Het Zwaard van Damocles blijft bungelen boven mijn hoofd. Raar eigenlijk dat ik van die wetenschap geen stress meer krijg, maar van een lading emails wel. Staat toch niet in verhouding?

dinsdag 7 februari 2012
Claimbehandelaar AOV belde weer. Tof mens, die intern gaat kijken of iemand mij kan helpen bij het voorkomen van de stress die ik krijg als ik aan het werk ben.

zaterdag 4 februari 2012
Vandaag is het Wereldkankerdag www.wereldkankerdag.nl



woensdag 1 februari 2012
zaterdag 28 januari 2012

Op deze datum eerst een saluutje aan mijn vader...
Dag lieve Pap, ben je ook zo ontzettend blij voor me? Dank je wel voor alles wat ik van je heb geleerd. Hoe ouder ik word, des te wijzer ik ook word. En rustiger. Gefeliciteerd natuurlijk met je verjaardag! Vandaag zou je 81 geworden zijn. Ongelofelijk dat je maar 67 werd. Van de week zag ik je opeens staan, op de dag voor de uitslag van de CT-scan. hand in hand met mama. Jullie knikten me bemoedigend toe, alsof jullie al wisten dat de uitslag goed zou zijn! Gelukkig ben je er nog steeds voor me. Blijf ook nog maar heel lang! Dag Pap, tot een volgende keer.
Met alle positiviteit en krachtsinspanning had ik de afgelopen weken mezelf al voorgehouden dat de uitslag goed zou zijn, mijn diepste angst niet uitgesproken of toegelaten in mijn gedachten. De ochtend van de uitslag was onwezenlijk. Na het bloed prikken moesten we nog lang wachten en die tijd hebben we besteed aan het kijken naar .... autowebsites. Binnen bij Willemien, liep het gek. Maar het belangrijkste: de uitslag van de CT-scan was goed en het inwendig onderzoek ook. Tranen met tuiten bij Rut en mij. De onbeschrijfelijke opluchting en blijdschap. De dankbaarheid. Dat ik weer een paar onbezorgde maanden erbij mag hebben.

vrijdag 27 januari:
Voorgelezen door Sjoerdje tijdens de bijeenkomst van het Zingen voor je Leven koor als nieuwjaarswens...
Ik wens je tijd

ik wens je geen rijkdom en vele talenten
ik wens je een léven van tijd en momenten
momenten van vreugde, momenten heel stil
en tijd om te zien wat je ziel van je wil.

ik wens je de tijd om te doen en te denken
niet alleen voor jezelf, maar ook om te schenken
ik wens je de tijd, niet voor haasten en rennen
maar tijd om je blijdschap en rust te herkennen

ik wens je de tijd, niet om leeg te verdrijven
ik wens dat veel tijd je nog over mag blijven
als tijd van verwond’ring en tijd voor verblijden
in plaats van de tijd op de klok zien verglijden

ik wens je de tijd om naar de sterren te grijpen
en tijd om te groeien en tijd om te rijpen
ik wens je de tijd weer te hopen, te minnen
geen tijd te verliezen, maar tijd te gewinnen

ik wens je de tijd toe jezelf te ontwaren
elk uur, elke dag als geluk te ervaren
ik wens je de tijd ook om schuld te vergeven
ik wens je de tijd toe, je tijd om te leven.

www.dagvlinders.nl

- Relatie tussen verhoogd aantal bloedplaatjes en overlevingskans eierstokkanker

OCRF Research Explains High Platelets and Reduced Survival in Ovarian Cancer Patients
02/17/2012
An international team of researchers led by OCRF grantee Anil Sood, MD has found that elevated platelet levels in ovarian cancer patients fuel tumor growth and reduce survival. These findings reveal a new factor in cancer progression and a possible new approach for treatment. The study, which was reported in the New England Journal of Medicine, was funded in part by an OCRF Program Project Development Grant to Dr. Sood, who is senior author on the paper. 

"We've long known that ovarian cancer patients often have markedly increased platelet counts but we haven't known why this happens or understood its relevance, if any, to disease progression," said senior author Dr. Sood, who is a professor in MD Anderson's Departments of Gynecologic Oncology and Reproductive Medicine, and Cancer Biology.
"Our collaborative study not only identified a mechanism that explains platelet count elevation, but also connects this state, called thrombocytosis, to the severity of ovarian cancer," Sood said. "This suggests drugs that interfere with coagulation might be a useful addition to conventional therapies."

While the researchers note that platelets probably promote cancer growth by strengthening tumor blood vessels, the precise mechanisms involved remain unknown.   
The authors note their findings might explain why some blood-thinning agents improve survival in some cancer patients independent of their prevention of vascular blood clotting, and why, in a clinical trial, daily use of aspirin after diagnosis of colorectal cancer also improved survival.
Platelet levels may also serve as biomarkers for ovarian and other cancers, Rebecca Stone, MD, clinical fellow in gynecologic oncology and the first author of the study, noted. "If you see high platelets, absent inflammation or iron deficiency, it would be important to look for cancer."

- Verder bewijs voor ontstaan eierstokkanker in baarmoederhals

Work funded by Ovarian Cancer Research Fund has shown that the high-grade serous ovarian cancer arises in the fallopian tube of mice that lack two specific genes. The report appeared online this week in the journal Proceedings of the National Academy of Sciences.  
Little is known about how ovarian cancer starts and spreads. Recent research has suggested that the fallopian tube is the site of origin for high-grade serous ovarian cancer, the most deadly subtype of the disease. Researchers at Baylor College of Medicine, including OCRF grantees Martin Matzuk and Shannon Hawkins, deleted two genes, Dicer and Pten, from mice. In these mice, tumors arose from the fallopian tube, spread to the ovary and metastasized throughout the abdomen. Mice that had their ovaries removed still developed cancer, but mice without fallopian tubes did not;  this confirms that the fallopian tube was in fact the origin of the cancer.  
The authors of the study hope that this research can shed new light on the origins and progression of this disease. Martin Matzuk, PhD, who is senior author of the study, commented that he hopes the mouse model “will help us translate this information into direct patient care, changing the way we screen, diagnose, and treat this deadliest form of 'ovarian' cancer."

- Nieuws: Eierstokkanker ontstaat in de baarmoeder

'Eierstokkanker ontstaat in baarmoeder'

Laatste update:  20 januari 2012 11:20 info

NIJMEGEN - Eierstokkanker ontstaat niet in de eierstok, maar waarschijnlijk in de baarmoeder. Dat hebben gynaecologen en pathologen van het UMC St Radboud in Nijmegen geconstateerd.

Foto:  ANP
Eierstokkanker ontstaat niet in de eierstok, maar waarschijnlijk in de baarmoeder. Dat hebben gynaecologen en pathologen van het UMC St Radboud in Nijmegen geconstateerd.
Jaarlijks krijgen 1100 vrouwen in Nederland te horen dat ze eierstokkanker hebben; 1000 vrouwen per jaar overlijden aan de ziekte.

Als de kanker wordt ontdekt zijn de tumoren vaak al door de hele buikholte verspreid en de gemiddelde overlevingsduur is dan ook slechts 3 jaar.

Tumor


De onderzoekers betwijfelden of eierstokkanker wel in de eierstokken ontstond, omdat de cellen van de kanker niets gemeen hebben met de cellen van de eierstok.
Toen een zeldzame tumor in de baarmoeder van een patiënt werd ontdekt waarvan de cellen overeenkwamen met die van eierstokkanker, zijn ze verder gaan zoeken.

Slijmvlies


Ook bij andere vrouwen met eierstokkanker werden overeenkomsten gevonden tussen de baarmoedercellen en het tumorweefsel.
''Slijmvlies uit de baarmoeder kan terechtkomen in de eierstokken. Wij denken dat dat bij eierstokkanker gebeurt'', zegt hoogleraar gynaecologische oncologie Leon Massuger.

Behandeling


Massuger en zijn collega's denken na verder onderzoek over een jaar uitsluitsel te kunnen geven. Als zeker is dat de eierstokkanker in de baarmoeder begint, zou de behandeling ervan veel meer mogelijkheden krijgen.
''We kunnen ons dan focussen op de ontwikkeling van een screeningsmethode of zelfs op een preventieve behandeling die is gericht op de bekleding van de baarmoeder.''
De resultaten van het onderzoek worden gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift International Journal of Gynecological Cancer.

- Over Metformine, diabetes en eierstokkanker

Metformine, een veel gebruikt medicijn bij diabetes 2 om de bloedglucose spiegel te reguleren, blijkt ziektevrije tijd en algehele overlevingstijd sterk te verbeteren bij eierstokkankerpatienten

10 januari 2012: bron: Obstetrics & Gynecology:January 2012 - Volume 119 - Issue 1 - p 61–67 doi: 10.1097/AOG.0b013e3182393ab3

Metformine, een middel dat de bloedglucosespiegel reguleert en veelgebruikt bij  diabetes mellitus type 2 (suikerziekte), zorgt voor dubbele ziektevrije tijd en significant betere overlevingscijfers bij patiënten met eierstokkanker die ook suikerziekte hebben(diabetes type 2). Zelfs in vergelijking met patiënten met eierstokkanker die geen suikerziekte hadden bleek metformine een langere ziektevrije tijd en ook een beduidend langere overlevingstijd te bewerkstelligen. Dit blijkt uit een retro postpectieve studie (studie achteraf) uitgevoerd aan de universiteit van Chicago bij totaal 341 vrouwen met een stadium I tot en met IV eierstokkanker. De onderzoekers concluderen dat metformine blijkbaar een antitumor effect heeft.
Metformine (handelsnaam onder andere Glucophage, Riomet, Fortamet, Glumetza, Obimet, Dianben, Diabex, Diaformin) is een medicament uit de groep biguaniden dat vooral gebruikt wordt bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 (suikerziekte) en voorkoming van de complicaties die daarmee gepaard gaan. Meer informatie over wat metformine precies is klik hier op informatie in Wikipedia daarover.
De resultaten:
De onderzoekers bekeken de medische gegevens van 341 vrouwen met eierstokkanker, variërend van stadium I tot en met IV. Daarvan hadden  er 273 epitheliale eierstokkanker, 34 patiënten tumoren in de eileiders en 34 patiënten hadden tumoren in de hele buikholte - peritoneale. 44 patiënten hadden naast hun eierstokkanker ook diabetes mellitus type 2 (suikerziekte).daarvan hadden er 16 mensen wel metformine gebruikt en 28 mensen niet.  Alle patiënten waren behandeld in de periode 1992 en 2010
Alle vrouwen kregen dezelfde behandeling voor eierstokkanker, ongeacht of ze diabetes patiënt waren of niet.  In beide groepen waren verhoudingsgewijs een zelfde aantal patiënten die eerst waren geopereerd aan hun primaire tumor en daarna een recidief hadden gekregen en verdeeld over beide groepen hadden alle vrouwen gemiddeld genomen een zelfde aantal chemokuren gekregen. Bijna alle vrouwen (95%) kregen chemokuren op basis van platina en taxanen gebaseerde chemotherapie, meestal carboplatin en taxol.

Opmerkelijk is dat de vijf jaars progressie vrije overleving maar liefst 51% (p = 0,03) was bij patiënten met ook diabetes die vroeger metformine gebruikten tegenover 8% bij patiënten met ook diabetes die geen metformine hadden gebruikt. Bij patiënten die naast hun eierstokkanker geen diabetes patiënt waren bleek 23% na 5 jaar nog in leven zonder tekenen van progressie van de ziekte..
De algehele overleving na vijf jaar was 63% bij metformine gebruikers, 23% bij niet-metformine gebruikers en 37% bij patiënten uit de niet-diabetische groep (p = 0,03).
Na controle naar standaard klinische pathologische parameters, bleven de cijfers voor progressie vrije overleving voor de metformine gebruikers statistisch significant. Voor de algehele overlevingscijfers bleken die niet statistisch significant, zeggen de onderzoekers, maar dit kan volgens hun te maken hebben met het kleine aantal deelnemende patiënten. Want in een overlevings analyse gecorrigeerd naar verstorende factoren, in een vergelijking tussen eierstokkankerpatiënten met diabetes die metformine gebruikten en eierstokkankerpatiënten die geen metformine gebruikten, bleek de kans op terugkeer van de ziekte aanzienlijk gedaald in de
groep metformine gebruikers (hazard ratio 0,38). De patiënten uit de metformine groep hadden ook een lager risico op overlijden tijdens de studie (hazard ratio 0,43), hoewel dit verschil niet statistisch significant was. Het risico op terugkeer van de ziekte of de kans op overlijden aan de ziekte was ook lager bij patiënten met diabetes die vroeger metformine gebruikten  in vergelijking met de niet-diabetische groep, maar ook deze daling was niet statistisch significant. Eierstokkankerpatiënten met diabetes die geen metformine hadden gebruikt hadden meer kans op een recidief  (hazard ratio, 1.42) en ook meer kans te sterven aan hun ziekte (hazard ratio, 1.33) in vergelijking met eierstokkankerpatiënten zonder diabetes.
Volgens de onderzoekers zijn hun bevindingen in lijn met andere studies die een anti-kanker werking van metformine hebben aangetoond bij verschillende andere vormen van kanker waaronder borstkanker, prostaatkanker, darmkanker en eierstokkanker. Andere in vitro en in vivo studies hebben ook aangetoond dat metformine de respons op chemotherapie kan verbeteren.
Ook in hun studie bleek de beste respons op chemotherapie plaats te hebben gehad bij de groep eierstokkankerpatiënten die metformine gebruikten, zeggen de onderzoekers.
Gezien de retrospectieve aard van het onderzoek moeten de resultaten worden beschouwd als hypothese-genererend en mogen niet worden gegeneraliseerd naar de klinische praktijk, benadrukken de onderzoekers. Ondanks deze beperkingen, zeggen de onderzoekers het idee te hebben dat specifieke anti-diabetes behandelingen van invloed kunnen zijn op de
overlevingskansen van patiënten met zowel  kanker als diabetes. Het is ook belangrijk op te merken dat metformine in veel studies heeft bewezen een veilig medicijn te zijn en het is een al veelgebruikt en goedkoop medicijn, aldus de onderzoekers.
Hier het originele abstract van de studie. Als u hier klikt kunt u tegen betaling het volledige studie rapport inzien.

patients with ovarian cancer and with type II diabetes who used metformin had longer progression-free survival, despite receiving similar treatment for ovarian cancer.

Obstetrics & Gynecology:
January 2012 - Volume 119 - Issue 1 - p 61–67
doi: 10.1097/AOG.0b013e3182393ab3
Original Research

Relationship of Type II Diabetes and Metformin Use to Ovarian Cancer Progression, Survival, and Chemosensitivity

Romero, Iris L. MD, MS; McCormick, Anna MD, DO; McEwen, Kelsey A. BS; Park, SeoYoung PhD; Karrison, Theodore PhD; Yamada, S. Diane MD; Pannain, Silvana MD; Lengyel, Ernst MD, PhD 

Abstract

OBJECTIVE: To estimate whether metformin use by ovarian cancer patients with type II diabetes was associated with improved survival.
METHODS: We reviewed the effect of diabetes and diabetes medications on ovarian cancer treatment and outcomes in a single-institution retrospective cohort. Inclusion criteria were International Federation of Gynecology and Obstetrics stage I–IV epithelial ovarian, fallopian, or peritoneal cancer. Exclusion criteria were noninvasive pathology or nonepithelial malignancies. The primary exposures analyzed were history of type II diabetes and diabetes medications. The primary outcomes were progression-free and overall ovarian cancer survival.
RESULTS: Of the 341 ovarian cancer patients included in the study, 297 did not have diabetes, 28 were type II diabetic patients who did not use metformin, and 16 were type II diabetic patients who used metformin. The progression-free survival at 5 years was 51% for diabetic patients who used metformin compared with 23% for the nondiabetic patients and 8% for the diabetic patients who did not use metformin (P=.03). The overall survival at 5 years was 63%, 37%, and 23% for the diabetic patients who used metformin, the nondiabetic patients, and the diabetic patients who did not use metformin, respectively (P=.03). The patients with diabetes received the same treatment for ovarian cancer as the patients without diabetes. The association of metformin use and increased progression-free survival, but not overall survival, remained significant after controlling for standard clinicopathologic parameters.
CONCLUSION: In this ovarian cancer cohort, the patients with type II diabetes who used metformin had longer progression-free survival, despite receiving similar treatment for ovarian cancer.

- Nieuws: Geen CA125 meer in de follow-up van het ovariumcarcinoom?

http://www.oncotherapie.nl/opinie/2552

Geen CA125 meer in de follow-up van het ovariumcarcinoom: is het werkelijk zo eenvoudig?

Het huidige beleid bij patiënten met gevorderde eierstokkanker bestaat uit cytoreductieve chirurgie, waarbij getracht wordt om alle macroscopisch zichtbare tumor te verwijderen, gevolgd door het geven van zes cycli platina-taxaanbevattende combinatiechemotherapie (1). Het overgrote deel van de patiënten komt daarmee in remissie. Daarna komt de patiënt in follow-up, waarbij regelmatig gynaecologisch onderzoek plaatsvindt en bloed wordt afgenomen voor de bepaling van de tumor merkstof CA125 om vroegtijdig een recidief op te sporen. Het nut hiervan is in twijfel getrokken door de uitkomsten van een belangrijke studie die door de Medical Reseach Council (MRC) in het Verenigd Koninkrijk en de European Organization for Reseach and Treatment of Cancer (EORTC) in Europa werden gecoördineerd. Dit heeft tot interessante discussies geleid (2,3).



De MRC OVO5 / EORTC 55955 studie (4)
Vrouwen met epitheliaal ovarium- , tuba- of primair sereus peritoneaalcarcinoom in klinisch complete remissie na eerstelijns platinabevattende chemotherapie en een normale CA125-concentratie in het serum werden voor deze gerandomiseerde studie geregistreerd. De follow-up was voor een ieder gelijk en bestond uit elke 3 maanden een lichamelijk (inclusief gynaecologisch) onderzoek en een CA125 bepaling. Echter, patiënten en artsen werden niet over de CA125-resultaten geinformeerd. Pas bij een CA125 concentratie hoger dan 2x de bovengrens van de normale serumconcentratie werden patiënten gerandomiseerd voor een directe behandeling met chemotherapie (binnen 28 dagen na de gevonden verhoging) of een uitgestelde behandeling, dat wil zeggen bij een klinisch aanwijsbare terugkeer van de ziekte of bij symptomen daarvan. De CA125-resultaten werden direct bekend gemaakt op het moment van randomisatie aan de groep die direct behandeld werd en pas op het moment van het klinisch aanwijsbaar recidief aan de groep met de uitgestelde behandeling. In totaal werden 1442 patiënten geregistreerd en 529 daarvan gerandomiseerd (265 vroeg, 264 uitgesteld). Bij een mediane follow-up van 56.9 maanden vanaf de randomisatie en 370 sterfgevallen (186 in de vroege groep en 184 in de uitgestelde behandelingsgroep) bleek er geen significant verschil in de totale overleving tussen beide groepen (HR 0.98, 95%-betrouwbaarheidsinterval 0.80-1.20, p=0.85). De mediane overleving vanaf de randomisatie was 25.7 maanden in de direct behandelde groep en 27.1 maanden in de groep met de uitgestelde behandeling. Vrouwen in de "vroege groep" begonnen mediaan 4.8 maanden eerder met chemotherapie dan die in de "uitgestelde groep". Het type chemotherapie dat in tweede lijn gebruikt werd was in beide groepen redelijk vergelijkbaar (hoewel niet volledig hetzelfde), maar in de "vroege groep" kregen méér patiënten uiteindelijk 6 of meer cycli chemotherapie dan patiënten in de "uitgestelde groep" (64% vs 51%). Er waren ook meer patiënten uit de "vroege groep" die een derdelijns chemotherapie startten (67% vs 54% in de uitgestelde groep). Vrouwen in de "vroege groep"begonnen mediaan 4.6 maanden eerder met deze chemotherapie in derde lijn. Een belanrijke observatie was het langer goed blijven van kwaliteit van leven in de "uitgestelde groep", mediaan 9.2 maanden vs 7.2 maanden in de "vroege groep". Een eerste verslechtering in "global health score"of overlijden kwam eerder in de "vroege groep" (mediaan 3.2 maanden vs 5.8 maanden in de "uitgestelde groep"). De auteurs van dit artikel concludeerden 1) dat er geen voordeel bestond in het direct behandelen op basis van een CA125-stijging alleen en 2) dat het nut van het routinematig vervolgen van het CA125 bij ovariumcarcinoompatiënten in complete remissie na (eerstelijns) chemotherapie niet bewezen was.
Wat zijn de consequenties en commentaren?
Strict genomen betekent dit: geen follow-up meer met CA125. Heel consequent geeft collega Rustin in een recente publicatie aan dat CA125 alleen bepaald zou moeten worden wanneer er verdenking is op een recidief of wanneer de patient daarom vraagt (5).
Toch zijn er commentaren op deze studie, en de elementen die daarbij aan de orde zijn gekomen zijn de volgende:
1) OVO5/EORTC 55955 includeerde patiënten in alle stadia (I-IV) van de ziekte, met alle graderingen en alle histologieën, en liet zowel patiënten toe met platina-resistente als platina-gevoelige ziekte.
2) De studie-armen werden niet gestratificeerd voor de hoeveelheid residuele ziekte na de eerste cytoreductieve operatie, een van de meest belangrijke prognostische factoren. Men maakte ook geen onderscheid tussen patiënten met of zonder ascites (6,7).
3) Eerste- en tweedelijnschemotherapie waren niet gestandaardiseerd. In feite werd de behandeling bepaald door de behandelend arts. Een grote variabiliteit werd ook geintroduceerd door het feit dat de studie vele jaren in beslag nam (9 jaar)(8). Ondanks dat de resultaten van ICON4 (combinatie platina-taxaan bevattende chemotherapie superieur aan platina alleen) intussen bekend werden, bleek dat 66% van de patiënten geen paclitaxel toegediend hadden gekregen. Daarnaast bleek 25% van de patiënten de chemotherapie later dan het toegestane 28 dagen interval te hebben gekregen of zelfs nooit behandeld te zijn. Met andere woorden: slechts 25% van de patiënten werd op tijd behandeld met een medicatie die potentieel levensverlengend zou kunnen zijn (7).
4) Indicaties voor secundaire chirurgie waren niet gestandaardiseerd. Deze procedure is met name van belang voor patiënten met een ziektevrij interval van ten minste 12 maanden (9). Slechts 7% van de patiënten onderging een secundaire cytoreductieve operatie in de huidige studie. Fleming et al (10) rapporteerden recent over 74 patiënten die een secundaire cytoreductieve operatie ondergingen, die optimaal was (<0.5 cm) in 41 patiënten en suboptimaal in 33 patiënten. Optimale cytoreductie bleek geassocieerd met een langere ziektevrije overleving (19 vs 12 maanden) en totale overleving (47 vs 23 maanden, p<0.0001). Belangrijk bij deze studie was ook de observatie dat diegenen die een optimale cytoreductie verkregen eerder na het stijgen van de CA125 geopereerd waren. Elke week uitstel na de eerste CA125 -stijging correleerde met een 3% hogere kans op een suboptimale cytoreductie.
Conclusies
Alle bovenstaande commentaren maken een iets voorzichtigere uitspraak noodzakelijk. Het is duidelijk dat er momenteel bij het epitheliaal ovariumcarcinoom nog geen situatie aanwezig is zoals wij die kennen bij trofoblastaire tumoren, waar hCG (een heel specifieke en gevoelige merker) terugkerende ziekte aanduidt en waarbij chemotherapie op dat moment met curatieve intentie kan worden toegepast. Bij het recidief ovariumcarcinoom is combinatiechemotherapie niet curatief maar wel levensverlengend; op dit moment nog voornamelijk met platina-bevatttende combinaties, maar er zijn reeds niet platina-bevattende combinaties beschikbaar die dit ook tonen. Met het verder ontwikkelen van werkzame medicatie worden de kansen op een langere overleving zichtbaarder. Met het wachten op symptomen gaat kostbare tijd verloren, die gebruikt kan worden om nieuwere medicamenteuze therapieën toe te passen, zolang de patiënt in een goede conditie blijft. Daarvoor kan monitoring met CA125 belangrijk zijn. Monitoring kan ook van belang zijn om de kansen op een optimale secundaire cytoreductie te verhogen. Deze monitoring kan besproken en uitgelegd worden aan de patiënt. Het is aan haar om hier wel of niet in mee te gaan.
Ik vind de laatste ESMO Clinical Practice Guidelines 2010 dan ook zeer aanvaardbaar en werkzaam; deze laten ruimte voor individualisering. Er wordt aangegeven dat de CA125-bepaling een adequate methode is om een mogelijk recidief te voorspellen en dat de patiënt geinformeerd moet worden over de mogelijkheden en de beperkingen van CA125 monitoring. Er wordt ook gewezen op het feit dat een reseceerbaar occult macroscopisch recidief door een CA125-stijging gesignaleerd kan worden.
Referenties

  1. Colombo N, et al. Newly diagnosed and relapsed epithelial ovarian carcinoma: ESMO Clinical Practice Guidelines for diagnosis, treatment and follow-up. Ann Oncol. 2010; 21 Suppl 5: v23-30.
  2. Rustin GJS. Follow-up with CA125 after primary therapy of advanced ovarian cancer has major implications for treatment outcome and trial performance and should not be routine performed. Ann Oncol 2011; 22 (Suppl. 8): viii45-viii48
  3. Pignata S, Cannella L, Leopardo D, Bruni GS, Facchini G, Pisano C. Follow-up with CA125 after primary therapy of advanced ovarian cancer: in favour of continuing to prescribe CA125 during follow-up. Ann Oncol 2011; 22 (Suppl. 8): viii40-viii44
  4. Rustin GJS, van der Burg MEL, Griffin CL, et al. Early versus delayed treatment of relapsed ovarian cancer (MRC OVO5/EORTC 55955): a randomised trial. Lancer 2010; 376: 1155-1163
  5. Rustin GJS. What surveillance plan should be advised for patients in remission after completion of first-line therapy for advanced ovarian cancer. Int J Gynecol Cancer 2010; 20: S27-S28
  6. Schwartz PE. Fifth Alon Dembo Memorial Workshop: Case 3. Int J Gynecol Cancer 2010; 20: S24-26
  7. Bast RC Jr. Molecular approaches to personalizing management of ovarian cancer. Ann Oncol 2011; 22 (Suppl. 8): viii5-viii15
  8. Morris RT, Monk BJ. Ovarian cancer: relevant therapy, not timing, is paramount. Lancet 2010; 376: 1120-1122
  9. Bristow RE, Puri I, Chi DS. Cytoreductive surgery for recurrent ovarian cancer: a meta-analysis. Gynecol Oncol 2009; 112: 265-274
  10. Fleming ND, Cass I, Walsh CS, Karlan BY, Li AJ. CA125 surveillance increases optimal respectability at secondary cytoreductive surgery for recurrent epithelial ovarian cancer. Gynecol Oncol 2011; 121: 249-252

- Logboek medisch

woensdag 14 december 2011:
Uitslagen bloedonderzoek goed, BSE nog iets verhoogd maar was gedaald sinds vorige keer, tumormarkers laag (had dit keer ook markers voor longkanker en darmkanker). Pijnlijke en opgezette buik hieruit niet te verklaren.

donderdag 8 december 2011:
Bloedonderzoek aangevraagd via huisarts ivm buikpijn en 3-maandelijkse controle; bloedafname in lab Flevoziekenhuis